Bloembollen Koerier header

Bollensector moet azolen-resistente Aspergillus serieus nemen


De groep van azolen is alom bekend als fungicide in de landbouw. Maar ze worden ook gebruikt in geneesmiddelen voor humane schimmelinfecties. Daar worden azolen onder meer ingezet tegen Aspergillus fumigatus, een schimmel die voor een kleine groep kwetsbare mensen flinke gezondheidsproblemen kan opleveren.

In de loop der jaren is deze schimmel echter resistent geworden tegen een aantal azolen, waardoor behandelingen veel minder effectief zijn. Omdat restmateriaal uit de bollenteelt is aangemerkt als een van de ‘hotspots’ voor de ontwikkeling van resistente azolen wordt de sector dringend opgeroepen om maatregelen hiertegen te nemen.

,,Die oproep moeten we als sector serieus nemen. Het gaat hier om de gezondheid van mensen; dat kun je niet naast je neerleggen’’, vindt CropLifedirecteur verduurzaming Eric Kiers. Bloembollen Koerier sprak met hem over de problematiek rondom de azolen-resistentie.



Eric Kiers is directeur verduurzaming bij CropLife NL (voorheen Nefyto).

CropLife behartigt de belangen van bedrijven die chemische en biologische gewasbeschermingsmiddelen en biostimulanten ontwikkelen voor de Nederlandse markt.



Wat voor een schimmel is Aspergillus fumigatus en wat is het gevaar ervan?


,,Aspergillus fumigatus is een van de meest voorkomende schimmels ter wereld. Hij behoort tot de groep van saprofyten, dat zijn schimmels die dood organisch materiaal omzetten in mineralen. Ze zijn dus uitermate nuttig en feitelijk onmisbaar voor ons hele ecosysteem. Voor gezonde mensen is deze Aspergillus-schimmel ongevaarlijk. Maar bij mensen met een sterk verminderde weerstand kan de schimmel humaan pathogeen zijn, ofwel ziekteverwekkend. De schimmel kan infecties veroorzaken in de longen en van daaruit ook andere organen infecteren zoals de hersenen, de nieren of de lever. Voor een kleine groep mensen vormt Aspergillus fumigatus dus een serieuze bedreiging voor hun gezondheid.’’



Welke rol speelt de bollensector bij deze problematiek?


,,Daarvoor moeten we even terug in de tijd. De Radboud Universiteit in Nijmegen heeft al in 2017 - in samenwerking met CLM en Wageningen Universiteit - een rapport uitgebracht waarin mogelijke hotspots voor de ontwikkeling van azolen resistente Aspergillus fumigatus zijn benoemd en beschreven. Eén van die hotspots zijn de wachthopen van restmateriaal uit de bollenteelt - ofwel de schillen, rokken, pellen en zieke bollen die tijdens het sorteren worden verwijderd. De aanwijzing als hotspot komt vooral voort uit het feit dat er azolen worden toegepast in de bollenteelt - en dat het dus aannemelijk is dat er ook kleine hoeveelheden van deze middelen achterblijven op het sorteerafval. Of wachthopen daadwerkelijk verantwoordelijk zijn voor resistentie weten we niet. Maar de aanname dat ze een rol spelen bij de verspreiding van resistente sporen is wél zodanig sterk, dat we als sector hier iets mee moesten. Het gaat hier immers om de gezondheid van mensen; dat kun je niet naast je neerleggen.’’


Hoe kunnen bollentelers hun restafval het beste verwerken?


,,Het beste is om hopen met restmateriaal zo snel mogelijk af te voeren, bijvoorbeeld naar een vergister of naar een erkend composteerbedrijf. Idealiter komt het restmateriaal meteen na het sorteren in een afgesloten container terecht en wordt het daarna zo min mogelijk beroerd. De aanwezige schimmels zullen daardoor zo min mogelijk sporuleren. Blijft het restmateriaal toch langer op het erf liggen, dan is het dringende advies om twee keer per week 30 tot 50 liter water per kuub afval over de wachthoop te sproeien. Daardoor neemt de schimmelsporulatie en -groei met ongeveer 80 procent af, zo is uit onderzoek van Wageningen Universiteit gebleken.

Om uit- of afspoeling van nutriënten en eventuele middelenresten te voorkomen moet het restafval uiteraard op een vloeistofdichte vloer liggen. Deze aanbevelingen gelden ook voor telers die hun afval zelf composteren. Hierbij is verder van belang dat de temperatuur tijdens het composteren in de composthoop minimaal drie dagen boven de 60 graden uitkomt voordat deze wordt omgezet, zodat alle schimmels en sporen ook daadwerkelijk gedood worden.

CropLife heeft overigens samen met de bollensector (KAVB) en de distributie (Agrodis) een flyer ontwikkeld waarin deze aanpak compact weergegeven is in een zogenaamd stroomschema. Dit schema is te vinden op de website van de KAVB.’’





‘BELANGRIJK DAT DE GROEP VAN AZOLEN IN DE BENEN BLIJFT’






De genoemde maatregelen zijn adviezen en aanbevelingen. In hoeverre zijn bollentelers bereid om dit op te pakken?


,,Hm… ik denk dat dit geen onderwerp is waar bollentelers meteen enthousiast van worden. En dat begrijp ik ook wel, gezien de vele uitdagingen – en misschien ook wel bedreigingen - waar de sector momenteel mee te maken heeft. Als je dan ook nog moet investeren in een vloeistofdichte bak of vloer, dan snap ik dat eventuele maatregelen hiervoor soms wat naar de achtergrond verdwijnen. Aan de andere kant kunnen we onze ogen niet sluiten voor zaken waarbij de gezondheid van mensen in het geding is. Daar móeten we als sector onze bijdrage in leveren.

Verder is het ook van groot belang voor de sector zelf dat de groep van azolen in de benen blijft. Zowel in het bad als in het veld is het een zeer effectieve middelengroep die ook nog eens een belangrijk bijdrage levert op het gebied van resistentiemanagement. Dit wordt trouwens ook gezien én erkend door partners zoals de Radboud Universiteit; zij geven duidelijk aan dat ze sturen op het voorkomen van resistente sporen en niet op een verbod van azolen in de landbouw.

Tenslotte wil ik benadrukken dat azolen-resistentie geen specifiek bollenprobleem is, maar dat er meer sectoren – ook buiten de landbouw - zijn die met azolen werken en dus ook mogelijke hotspots voor resistentie-ontwikkeling hebben. Het is dus een wereldwijd probleem, waaraan alle gebruikers van azolen hun steentje moeten bijdragen.’’




Dit is een geactualiseerde versie van een eerder verschenen interview met Eric Kiers.