In de rubriek In bedrijf laten we ondernemers aan het woord die actief zijn in de (uitvoerende) gewasbescherming. Dat kunnen loonbedrijven en loonspuitbedrijven zijn, maar ook zzp-ers die zich op een specifieke toepassing of gewas richten. Hoe kijken zij naar de ontwikkelingen binnen de gewasbescherming? Hoe anticiperen zij daarop met hun bedrijf? En vooral: hoe zien zij de toekomst van de gewasbescherming? In deze aflevering: Erik Veelers van Veelers Agra Service in Haaksbergen (Ov.).
,,Zo’n veertig jaar geleden ben ik in mijn vrije tijd begonnen met maïs spuiten. Dat werk heeft in feite de basis gelegd voor het huidige loonbedrijf’’, zegt Erik Veelers van Veelers Agra Service uit Haaksbergen (Ov.). Dit jaar spuit het loonbedrijf een kleine 700 hectare maïs, verdeeld over zo’n 250 percelen. Om compact en voldoende wendbaar te zijn, maakt het bedrijf gebruik van een gedragen veldspuit. ,,We hebben ook meerdere zelfrijders en getrokken veldspuiten gehad, maar dit werkt voor ons het beste.’’
Het is eind februari en op het erf van Veelers Agra Service rijden de trekkers af en aan. ,,Op dit moment zijn we vooral druk met vaste mest rijden en wat cultuurtechnisch werk’’, vertelt Erik Veelers in de ruime kantine boven het kantoor. ,,Daarnaast zijn we bezig met het slopen van een aantal stallen hier in de buurt. Dat doen we trouwens met gemengde gevoelens. Het levert ons werk op, maar als je hart bij de landbouw ligt, dan wil je dat eigenlijk liever niet’’, zegt hij met een frons op het gezicht.
Erik Veelers runt samen met zijn zoon Stef het bedrijf Veelers Agra Service in Haaksbergen (Ov.). Naast agrarisch loonwerk (maïs en gras), richt het bedrijf zich op grondverzet en cultuurtechnisch werk. Veelers Agra Service heeft 5 fulltimers en twee parttimers in dienst.
Hoewel het loonbedrijf door de jaren heen een brede range aan werkzaamheden heeft opgepakt, is de onkruidbestrijding in maïs nog steeds een belangrijke poot onder het bedrijf. ,,Het is 40 jaar geleden zelfs de start van het loonbedrijf geweest’’, vertelt Veelers. ,,Mijn ouders hadden een melkveebedrijf op deze locatie. Als boerenzoon met interesse in techniek ben ik mijn vrije tijd begonnen met loonspuiten. Dat liep eigenlijk meteen goed, waarna er allerlei werkzaamheden bijkwamen en we zijn uitgegroeid naar het huidige bedrijf.’’
Gedragen veldspuit
Jaarlijks spuit Veelers een kleine 700 hectare maïs. Omdat het gemiddelde perceel in zijn werkgebied rond de 2,5 hectare ligt, zijn dat al gauw 250 verschillende percelen. En die zijn alles behalve vierkant, zo blijkt uit een paar schetsen die hij op papier zet. ,,Bijna alle percelen in ons werkgebied hebben een of meerdere geren en vaak zit er ook nog eens een rare slinger in. Daarnaast moeten we ons ook regelmatig door nauwe bospaadjes wringen; dat maakt het spuiten allemaal extra uitdagend’’, zo geeft hij aan.
Dit is ook meteen de belangrijkste reden dat het bedrijf voor een gedragen veldspuit kiest. ,,De afgelopen jaren hebben we meerdere zelfrijders en getrokken veldspuiten gehad, maar die hebben gewoon niet de compactheid en wendbaarheid die we hier nodig hebben.’’
Qua capaciteit doet de gedragen Horsch met 4000 liter tankinhoud – 1800 liter voorop en 2200 liter achterop – ook niet of nauwelijks onder voor een zelfrijder of getrokken spuit. ,,Natuurlijk heeft deze machine ook een flink gewicht, maar dat kunnen we goed verdelen over de voor- en achteras. Het enige waar we iets op inleveren is de bodemvrijheid, maar daar hebben we met vrijwel alleen maïs en grasland spuiten nauwelijks nadeel van’’, aldus Veelers.
Veelers kiest bewust voor een gedragen veldspuit. Deze is compacter en wendbaarder dan een getrokken versie en
past daardoor beter op de vele kleine, gerende en moeilijk toegankelijke percelen.
Gladvingergras
Gevraagd naar het grootste probleemonkruid in maïs noemt Veelers gladvingergras. ,,Bijna alle percelen die we spuiten hebben daar last van. En ja, de laatste jaren is dat probleem alleen maar groter geworden’’, zo stelt hij. Volgens de loonwerker wordt gladvingergras eigenlijk pas sinds een paar jaar echt herkend en erkend. ,,Tot het droge jaar 2018 bleef gladvingergras vaak wat onder de radar en had de maïs er ook niet veel last van. Daarna kregen we een aantal droge jaren en kregen we dit gras veel moeilijker onder controle.
Daardoor is de spuitstrategie ook meteen behoorlijk veranderd’’, zo blikt Veelers terug. Waar een paar jaar geleden vrijwel alle maïspercelen met één bespuiting schoon waren te krijgen, heeft nu ongeveer de helft van de percelen een tweede bespuiting nodig.
En dat betekent meestal: een vooropkomst bespuiting met een bodemherbicide, gevolgd door een tweede bespuiting in het 4- tot 6-bladstadium van de maïs. Hoewel het afgelopen jaar – als uitzondering op de regel - met één vooropkomst (bodem)herbicide kon worden volstaan vanwege het vochtige voorjaarsweer, verwacht Veelers dat twee keer spuiten steeds vaker dé regel zal worden. ,,Ik ken percelen waar al veertig jaar onafgebroken maïs heeft gestaan. Daar wordt gladvingergras, maar ook haagwinde en ooievaarsbek een steeds groter probleem. Het zou goed zijn dat daar eens een ander gewas zou komen, maar voor sommige boeren is dat gewoon geen prioriteit’’, zo weet de loonwerker.
Nog een ontwikkeling die volgens hem de onkruiddruk verder verhoogt is ploegloos zaaien. ,,Ik merk dat boeren het ploegen steeds vaker achterwege willen laten, maar ik ben daar geen voorstander van. In de praktijk zie ik telkens weer dat de schoonste percelen meestal de beste maïs leveren. Met ploegen maak je gewoon de beste start.’’
Chemisch of mechanisch?
Voor wat betreft de middelenkeuze heeft Veelers geen vast patroon. De onkruidbezetting en weersomstandigheden bepalen welke middelen er worden ingezet. ,,Na veertig jaar spuiten ken je alle middelen wel zo ongeveer en weet je ook aardig goed welke mix er op welke percelen nodig is. Belangrijkste is dat er de komende jaren voldoende middelen beschikbaar blijven. In maïs lijkt dat voorlopig nog wel het geval te zijn’’, zo schat de loonwerker in.
Mechanische onkruidbestrijding in maïs ziet hij voorlopig niet voor zich. ,,Percelen zijn hier niet alleen gerend en slingerend, maar vaak ook nog eens wat hellend of gewoon niet vlak. Netjes schoffelen of eggen is daarop bijna niet mogelijk, zo weten we inmiddels uit ervaring.’’
Waar hij eventueel wél kansen voor ziet is de spotsprayer. Veelers heeft er onlangs eentje aangeschaft, een machine van Homburg (met camerasensoren van het Deense bedrijf PerPlant) waarmee in eerste instantie vooral ridderzuring in grasland mee bestreden moet worden. ,,Deze machine, die werkt met een spuitboom met camera’s voorop de trekker, is de eerste in Nederland en moet nog worden opgebouwd. Ik kan er dus nog niet zoveel over zeggen. Maar, het kan maar zo zijn dat we hem ook eens in maïs gaan testen. Met name voor een vroege tweede bespuiting zie ik wel mogelijkheden om met zeer kleine hoeveelheden middel de percelen goed schoon te krijgen’’, zo denkt hij alvast vooruit.
Spuitdoppen naast rolschoffels
Een vorm van spotspraying die het loonbedrijf al wat langer hanteert, is een rijenbespuiting tijdens het onderzaaien van een groenbemester. Daarvoor zijn aan beide kanten van de rolschoffels spuitdoppen geplaatst die op de voet van de maïsplant zijn gericht. Hiermee moeten met name aan lastige nakiemers als melde, zwarte nachtschade en haagwinde nog een extra tik worden gegeven. Hoewel deze extra optie (van ca. €70/ha), nog niet door iedere maïsteler gewenst is, ziet Veelers wel de meerwaarde in de vorm minder onkruidconcurrentie en daardoor beter gevulde kolven. ,,Of deze manier van rijenbespuiting in de toekomst standaard gaat worden, durf ik niet zeggen. De meerkosten voor zo’n rijenbespuiting zijn direct zichtbaar, terwijl je voor het effect in de maïs toch even wat preciezer en ook wat meerdere jaren moet kijken. Niet elke maïsteler wil daar in mee. Voor ons geldt echter: als je verder wilt komen met een duurzamere onkruidbestrijding, dan moet je blijven uitproberen. Dat deden we veertig jaar geleden al en dat blijven we doen’’, zo besluit Veelers.