,,De tarwe staat er prima op, maar ook de onkruiden doen het hier als vanouds weer heel goed’’, zegt Wim Besseling wanneer hij met zijn proefveldspuit het veld op loopt. De proefveldmedewerker voor Bayer spuit half november een demoperceel in de buurt van Dinteloord (N-Br.). ,,Een prachtige locatie, net achter de dijk. De grondslag is heel divers, waardoor we hier veel verschillende onkruiden tegenkomen.’’ Besseling doet het werk inmiddels 22 jaar en het verveelt hem eigenlijk nooit. ,,De vrijheid, het pionieren, het zoeken naar geschikte proefvelden en het contact met de telers; ik vind het allemaal mooi.’’
Wim Besseling proefmedewerker Bayer Crop Science
Wim Besseling is proefveldmedewerker voor Bayer. Al ruim 22 jaar verzorgt, onderhoudt en beoordeelt hij proef- en demovelden in het Zuiden van Nederland. De nadruk ligt daarbij op de gangbare akkerbouwgewassen, zoals aardappelen, suikerbieten, granen, uien en graszaad. Jaarlijks gaat het om zo’n 30 proef- en demoveldjes op ca. 15 verschillende locaties. ,,De belangrijkste eigenschap voor dit werk? Je moet van nature onderzoekend zijn en vooral gestructureerd kunnen werken.’’
,,Kijk, hier heb je windhalm. Dat is op dit perceel toch wel het grootste probleemonkruid. En hier: kamille. Die komt hier van nature ook veel voor.‘’ Wim Besseling wijst met zijn vinger op een paar piepkleine onkruidjes in het nul-veldje. Hierop is geen onkruidbestrijding uitgevoerd en krijgen de onkruiden dus vrij spel. En dat is te zien. Er staat niet alleen windhalm en kamille, maar ook straatgras, akkerkers, dovenetel, ereprijs en nog een handvol bekende en minder bekende onkruiden. ,,Zo ziet het er dus uit als je niks doet. Dan zie ik toch liever de schone veldjes hier rond omheen’’, zegt hij terwijl hij wat notities maakt op zijn iPad.
Straatgras (boven), akkerkers (midden) en windhalm (onder) zijn veelvoorkomende onkruiden op het nul-veldje.
Besseling is vandaag op het demoveld om de eerder uitgevoerde najaarsonkruidbestrijding te beoordelen. De locatie – Dinteloord, pal achter de dijk van het Krammer-Volkerak – is volgens hem niet alleen een prachtige ‘uitwaaiplek’, maar ook ideaal om onkruidproeven uit te voeren. ,,De grondslag verandert hier snel. Van 10 procent afslibbaar net achter de dijk, tot zo’n 30 procent afslibbaar enkele honderden meters verderop. Zo’n perceel leent zich heel goed om twee demoveldjes aan te leggen. Effecten van middelen op lichtere en zwaardere grond zijn zo goed te signaleren.’’
De twee demovelden – met elk een nulveldje en 12 onkruidbestrijdingsobjecten in 3 herhalingen – zijn half oktober ingezaaid. Op beide veldjes is daarna deels een vooropkomst- onkruidbestrijding uitgevoerd (direct na het zaaien), en deels een na-opkomstbespuiting (enkele weken later). Doel van de proef is om de effectiviteit van verschillende herbiciden(combinaties) op windhalm en diverse breedbladigen te beoordelen. Centraal daarin staat de najaarstoepassing van Herold, maar er zijn ook combinaties met een nog niet toegelaten najaarsherbicide en enkele voorjaarsherbiciden in de proef meegenomen.
Ganzenvraat op het proefveld: de topjes van de tarwe zijn afgevreten.
Hoewel er nu nog geen echte verschillen waarneembaar zijn, ziet Besseling wel dat de verschillende bespuitingen goed geholpen hebben. Slechts bij een enkel object piept er een kamille- of windhalmplantje doorheen. Dat wordt – samen met het ontwikkelingsstadium van het gewas - genoteerd op de iPad. Ook checkt hij in hoeverre de objecten last hebben ondervonden hebben van de bestrijding (phytotox) en of er ook andere schade is opgetreden, zoals ganzenvraat. Besseling wijst daarvoor op een hoekje waar wat ganzenpoep ligt. In de directe omtrek blijken wat toppen van de graanplanten te zijn afgevreten, maar van echte schade is gelukkig geen sprake. ,,Als het hierbij blijft is er niet zoveel aan de hand.’’
Wim Besseling beoordeelt de onkruidbezetting en de stand van de tarwe. Alles wordt genoteerd op de iPad.
Gevraagd naar de eigenschappen die een proefveldmedewerker moet hebben, zegt Besseling: ,,Je moet van nature onderzoekend zijn en gestructureerd en nauwkeurig kunnen werken. Anders gaat het vroeg of laat een keertje mis. Dat geldt niet alleen voor het opzetten van het proefveld en de beoordeling van de gewassen, maar ook voor het feitelijke spuitwerk. Dat verloopt volgens redelijk vaste protocollen waar je gewoon niet vanaf moet wijken. Alleen zo krijg je degelijk en betrouwbare resultaten en waar je jaar in jaar uit op kunt bouwen.’’