‘We willen het maximale uit de zetmeelaardappelen halen’
,,We zijn dan wel parttime-akkerbouwer, maar dat betekent niet dat we ons bedrijf er maar wat bij doen. Nee, we willen het maximale uit de gewassen halen en investeren ook volop in het bedrijf.’’ Dat zegt Hans Supèr, die samen met zijn vrouw Gea en zonen Thomas en Steven een akkerbouwbedrijf met loonwerktak in Sibculo (Ov.) runt. Hoewel de VOF de laatste jaren vooral in de uienteelt investeert, blijven de zetmeelaardappelen een belangrijke poot onder het bedrijf.
Hans Supèr (links) heeft samen met zijn vrouw Gea en zonen Thomas en Steven een akkerbouwbedrijf in Sibculo (Ov.). Op ca. 50 hectare verbouwen ze zetmeelaardappelen, suikerbieten, wintergerst en zaaiuien. Wout Ballast is teeltspecialist akkerbouw bij Agrifirm.
,,Laat ik duidelijk zijn: op dit moment zijn de zetmeelaardappelen bij ons niet meer die ene grote kurk waarop alles drijft. De laatste jaren is de nadruk steeds meer op de uien komen te liggen, want die doen het hier gewoon heel goed. De investeringen gaan dan ook vooral naar dit gewas, zoals bijvoorbeeld een tweede uienrooier, waarmee we ook het nodige loonwerk uitvoeren.’’
Hans Supèr benoemt aan het begin van het gesprek meteen maar de ‘veranderde status’ van zetmeelaardappelen binnen het bouwplan. Volgens hem staat de teelt flink onder druk en is er aanzienlijke prijsconcurrentie vanuit de vlokken- en fritesaardappel-industrie. En ook de uienteelt is voor veel telers een aanlokkelijk alternatief geworden. ,,Avebe zal dus haar best moeten doen om telers binnenboord te houden. De prijs moet de komende jaren écht substantieel omhoog’’, zo vindt hij.
Van 1-op-2 naar 1-op-3 zetmeelaardappelen
Hoewel de akkerbouwer beslist niet van de zetmeelaardappelen af wil, gaat de rotatie dit seizoen wel terug van 1-op-2 naar 1-op-3, al blijft het areaal van 18 hectare min of meer gelijk vanwege een recente grondaankoop. De ruimere vruchtwisseling is vooral bedoeld om de grond meer rust te geven en de aaltjes goed onder controle te kunnen blijven houden. Dat laatste punt is voor Supèr een belangrijke reden om de zetmeelteelt trouw te blijven. ,,Met hoog-resistentie zetmeelrassen lukt het ons goed om aaltjes onder de duim te houden. Met vlokken- en fritesrassen ben ik bang dat we zo weer terug zijn bij af. Dat heb ik er gewoonweg niet voor over.’’
De laatste jaren experimenteert het bedrijf wat met verschillende rassen. Afgelopen seizoen waren dat Altus, Axion, Avamond en BMC. Dit jaar komt daar mogelijk de oudgediende Festien weer bij vanwege z’n goede en vooral zekere opbrengsten. ,,Festien heeft ons de afgelopen jaren nooit laten zitten. En dat is toch wel een prettige gedachte – zeker omdat we veel buitenshuis zijn en steeds drukker worden met de uien. We moeten alleen nog bekijken of dit ras voor wat betreft de aaltjes nog wel goed past.’’ Met ‘we’ wordt Wout Ballast van Agrifirm bedoeld - die ook bij het gesprek aanwezig is. Vooral in het groeiseizoen is hij een belangrijke steun en toeverlaat voor het bedrijf, zo stelt Supèr. ,,Zelf werk ik drie dagen buitenshuis bij een metaalbedrijf. En mijn twee zonen Thomas en Steven zijn bijna de hele werkweek van huis. We zien onze gewassen daarom niet elke dag – en dat is zeker bij ‘gevaarlijk’ weer of periodes met een hoge ziektedruk toch wel een risico. Het is prettig dat Wout dan bij ons door de gewassen loopt, eventuele problemen signaleert en die met ons bespreekt.’’
Zekerheid én flexibiliteit in spuitschema
Voor wat betreft de gewasbescherming kiest het bedrijf Supèr het liefst voor een combinatie van zekerheid én flexibiliteit. ,,Omdat we veel buitenshuis werken, kunnen we niet elke uur van de dag aangrijpen om te spuiten. Werkingszekerheid, maar ook enige flexibiliteit in het spuitschema zijn daarom belangrijk voor ons. We willen immers het maximale uit onze gewassen halen; dat kan alleen als je die tot op het einde gezond en vitaal houdt’’’, zo stelt de akkerbouwer. De bestrijding van Phytophthora, maar ook die van Alternaria wordt daarom zeer serieus genomen. Ballast vertelt dat de Alternaria-bestrijding de laatste jaren min of meer standaard in het spuitschema zit en dat de ziekte daardoor niet zo vaak meer voor grote problemen zorgt. ,,Gelukkig hebben we de laatste jaren maar weinig vroege aantastingen gezien, waardoor grote schade is uitgebleven. Maar op het eind van het seizoen zien we wel regelmatig dat Alternaria er nog even insluipt. Dat is jammer, want daardoor wordt de groeipotentie op het eind van het seizoen toch een flink stuk minder. Júist die nagroei is de laatste jaren erg belangrijk gebleken voor een goede opbrengst’’, zo stelt hij.
Resistentie-management belangrijk
Dit seizoen zet Agrifirm vooral in op afwisseling van de middelen Propulse, Belanty® en Narita® – in combinatie met de phytophthora-bestrijding. ,,Met deze drie middelen heb je een goede afwisseling in werkzame stoffen, waardoor het resistentie-management het beste gewaarborgd is’’ , aldus de adviseur. Omdat Propulse en Belanty ook een nevenwerking hebben tegen sclerotinia zet Ballast deze graag wat meer aan het begin (vanaf twee derde bloei). ,,Bovendien werken deze twee middelen het sterkste tegen Alternaria; die moet je vooral gebruiken om de ziekte uit het gewas te houden.’’ Later in het seizoen – van de zesde tot achtste bespuiting - kan volgens de adviseur eventueel ook gekozen worden voor Infinito + Kunshi® en/of Enervin SC® + Vendetta®, waarbij Infinito en Enervin de basis vormen voor de phytophthora-bestrijding en Kunshi en Vendetta een aanvulling zijn tegen Phytophthora en daarnaast ook een werking hebben tegen Alternaria. ,,Met deze tussenbespuitingen kun je sterke middelen zoals Propulse nog even bewaren voor later in het seizoen. Dat kan – zeker als het gewas nog lang groen moet blijven – een belangrijk wapen zijn om Alternaria onder de duim te houden.’’ Op het eind van het seizoen kan dan nog gecombineerd gespoten worden met Ranman® plus Propulse, Belanty of Narita.
Ballast benadrukt nogmaals dat afwisselen van middelen essentieel is om (mogelijke) resistentie te voorkomen. ,,Op dit moment hebben we meerdere goede middelen tegen Alternaria ter beschikking. Laten we daar vooral zuinig op zijn en ervoor zorgen dat ze zo lang mogelijk werkzaam blijven’’, zo besluit hij.
Belanty® en Enervin® SC zijn geregistreerde handelsmerken van BASF
Kunshi® en Ranman® zijn geregistreerde handelsmerken van ISK Biosciences
Narita® is een geregistreerd handelsmerk van Globachem
Vendetta® is een geregistreerd handelsmerk van FMC