‘De gewassen moeten het vooral zélf doen’
,,We moeten écht anders gaan telen. Met meer oog voor de bodem en ook een gerichtere plantvoeding. Daardoor kunnen we met minder gewasbeschermingsmiddelen toe – daar ben ik heilig van overtuigd.’’ Koolteler Peter Appelman maakt in een paar zinnen duidelijk waar hij met zijn bedrijf naar toe wil. Een weerbaarder teeltsysteem met minder afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen. Dat hij daarmee een wat ander geluid vertolkt dan veel van zijn collega’s, deert hem niet. ,,Klagen dat er steeds minder middelen zijn helpt niet. Je kunt je er beter op voorbereiden.’’
Peter Appelman (links) heeft samen met Margo van der Vliet en zoon Dave een vollegrondsgroentebedrijf (Appelman Vegetables B.V.) in Stompetoren (N-H). Jaarlijks telen ze ca. 250 hectare broccoli, 50 hectare sluitkool en 50 tot 60 hectare bloemkool. Appelman heeft 10 vaste mensen in dienst; in het oogstseizoen loopt dit op naar ca. 50. Jelle de Nijs (rechts) is specialist akkerbouw en vollegrondsgroenten bij Agrifirm.
Peter Appelman is een energiek en gepassioneerd man. Tijdens het gesprek in de bedrijfskantine vliegen de woorden over tafel. Van de stikstofproblematiek tot de hedendaagse politiek, van de productprijzen in de supermarkt tot de wispelturigheid van de consument. Ondertussen wordt Agrifirm-adviseur Jelle de Nijs, die ook bij het gesprek aanwezig is, bestookt met vragen over de onkruid- en ziektebestrijding in kool. Want laat daar geen misverstand over bestaan: gewasbeschermingsmiddelen blijven absoluut nodig om kwalitatief goede en bewaarbare kolen te telen, zo stelt Appelman. ,,Waar het me om gaat is dat we er minder afhankelijk van moeten worden. En dat kán, door meer aandacht te schenken aan de grond en onze planten veel gerichter te voeden. Als je dat goed aanpakt – en niet meteen stopt bij de eerste de beste tegenslag – dan werpt dat zijn vruchten af. Dat is geen wensdenken, maar realiteit. We zien het dagelijks terug op onze percelen.’’
‘Veel meer aandacht voor bodem en bemesting’
De ‘omslag in denken’ – zoals Peter Appelman dat zelf noemt – begon zo’n tien jaar geleden. ,,De gronden waar we kool teelden holden steeds verder achteruit. In productiviteit, in bewerkbaarheid – eigenlijk in alles. Dat proces hebben we grotendeels om kunnen draaien met een goede vlaklegging, minder machinebewegingen, zoveel mogelijk werken onder droge omstandigheden en vooral veel compost. Ook zijn we de kool veel gerichter gaan voeden, met name op het gebied van sporenelementen. In de praktijk betekent vooral: meer sporenelementen en veel minder stikstof. Dit jaar krijgt de witte kool zelfs maar 90 kilo stikstof per hectare in plaats van de voorheen gebruikelijke 250 kilo. Tot dusver zien we niet dat dit ten koste gaat van de opbrengst of de kwaliteit. En de bewaarbaarheid, die is er zelfs op vooruitgegaan. We zien minder schimmel, bacterie en rot dan voorheen.’’
Volgens Appelman heeft de focus op grondverbetering ook geholpen om elk jaar weer voldoende (huur)grond te krijgen voor zijn bedrijf. Jaarlijks teelt het bedrijf zo’n 350 hectare broccoli, sluitkool en bloemkool in het gebied rondom Stompetoren. Maar de beschikbaarheid van grond is tot dusver geen groot probleem. ,,Natuurlijk speelt de pachtprijs een rol, maar als mensen zien dat je goed met hun grond omgaat, dan helpt dat absoluut om weer terug te mogen komen op hun percelen’’, zo stelt hij.
Begin juni worden de eerste percelen broccoli geoogst en verwerkt. Deze zijn begin maart onder vliesdoek geplant.
Gunstige uitgangssituatie
Voor wat betreft ziekten en plagen ziet Appelman vooralsnog geen ‘grote beren op de weg’. ,,Zeker, er verdwijnen de komende jaren veel middelen van de markt. En dat maakt de teelt complexer en ook wat onzekerder. Maar ik raak daar niet zo snel door in paniek. Als we met minder middelen moeten telen, dan is dat maar zo. En als dat de kostprijs structureel verhoogt, dan zal de markt dat gaan merken en er vervolgens op moeten reageren. Linksom of rechtsom moeten we meer geïntegreerd gaan telen. En dat gaat nou eenmaal met vallen en opstaan.’’
Appelman erkent dat zijn ‘uitgangsituatie’ wellicht wat gunstiger is dan in regio’s met veel koolteelt, zoals wat hogerop in Noord-Holland. ,,De ziekte- en plaagdruk is hier doorgaans lager – en ik heb ook wat meer mogelijkheden om langer weg te blijven van percelen waar de ziekte-of plaagdruk van nature hoog is.’’ Mede om die reden speelt de koolgalmug nauwelijks een rol op zijn bedrijf, terwijl deze wat Noordelijker voor forse problemen in broccoli zorgt. ,,Ik weet dat veel collega’s nauwelijks zonder een middel als Movento kunnen, terwijl ik het hier eigenlijk helemaal niet nodig heb. En ja, dat voelt soms ook wel eens wat wrang aan…’’
De laatste kisten met ‘oude’ kool worden geschoond. Incidenteel komt er wat tripsschade op voor.
Integrale benadering
Ook andere schadelijke insecten zoals luis, koolmot en trips kan Appelman naar eigen zeggen redelijk goed onder controle houden. ,,Natuurlijk, ook wij hebben soms last van luis of trips, maar de schade kunnen we tegenwoordig redelijk binnen de perken houden, mede door alle bodem- en bemestingsmaatregelen die we nemen. Je moet het de gewassen op álle vlakken naar de zin maken, dan worden ze hoe dan ook weerbaarder.’’ Volgens Jelle de Nijs – die binnen het bedrijf een belangrijke stempel drukt op de integrale benadering voor ziekte- en plaagbeheersing – zijn alle genomen maatregelen met elkaar verstrengeld en versterken ze elkaar vaak ook weer. Zo zorgt een goede organische bemesting (met compost) voor een actiever bodemleven – en dat zorgt weer voor meer natuurlijke vijanden. Aan de andere kant zorgt een lagere stikstofgift weer voor minder aantrekking van schadelijke insecten. De Nijs benadrukt dat het om een voortdurend leertraject gaat waarvan nog lang niet alle processen worden doorgrond. ,,Maar het is de enige weg. En hoe sneller we die verkennen, hoe beter we voorbereid zijn op de toekomst.’’ Appelman sluit zich graag aan bij deze woorden en zegt: ,,Misschien zullen we af en toe een flinke veer moeten laten. Bijvoorbeeld door wat later sluitkool te planten, waardoor we moeten inleveren op opbrengst. Ik heb het ervoor over – met de overtuiging dat de markt daar vroeg of laat voor gaat betalen.’’
Appelman teelt voor een groot aantal supermarktketens, waaronder Albert Heijn (Bakker Barendrecht), Lidl en Dekamarkt.
Volle gereedschapskist
Ondanks een brede, integrale benadering van de gewasbescherming, houdt Appelman toch graag een zo vol mogelijke ‘gereedschapskist’ om in te kunnen grijpen. ,,Hoe goed we ook op weg zijn met het weerbaar maken van gewassen en de teelt te vergroenen; telen zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen zie ik voorlopig niet voor me. Bij een zeer hoge ziekte- en plaagdruk moet je altijd kunnen ingrijpen om te voorkomen dat gewassen geheel of gedeeltelijk verloren gaan. Als je jaarrond zoveel moeite doet om een mooi product te telen; dat wil je dat ook tot een goed einde brengen.’’
Toelatingen van nieuwe middelen, zoals recent Sivanto Prime tegen luis (en ook trips) in sluitkool, juicht hij dan ook toe. ,,Een nieuwe systemisch middel met een lange werkingsduur is hoe dan ook welkom in de teelt. Hoewel ik er nog geen ervaring mee heb, is het sowieso een middel om achter de hand te houden tegen trips en luis. Want zoals gezegd: telen zonder chemie kunnen we ons gewoon niet permitteren.’’ De Nijs verwacht dat Sivanto Prime de komende jaren vanzelf z’n plek zal vinden in de koolteelt – al is het maar omdat meerdere alternatieven zullen afvallen. Behalve tegen trips en luis in sluitkool, verwacht hij dat het middel ook een plek krijgt in boerenkool en spruitkool tegen witte vlieg. ,,Een brede toepassing dus, waar alle kooltelers wel iets mee kunnen.’’
Tenslotte ziet hij de toelating van Sivanto Prime ook als een opsteker voor telers. ,,Er vallen tegenwoordig zoveel middelen af; dan is het mooi als er ook weer eens een goed middel bij komt. Wat dat betreft biedt Sivanto Prime ook gewoon wat zekerheid voor toekomst. Ook dat kunnen telers op dit moment heel goed gebruiken.’’