Duurzame koolteelt vraagt om gedegen onderzoek
Proeftuin Zwaagdijk diende het projectvoorstel 'Naar een duurzame koolteelt' begin vorig jaar in bij de Topsector Tuinbouw & Uitgangsmateriaal, onder PPS 'Het nieuwe doen in Plantgezondheid'. De hele keten is erbij betrokken: van het zaadje afkomstig uit de veredeling tot de kool op het bord van de consument. Commandeur: ,,We merken dat het onderwerp leeft onder kooltelers. Wij proberen de kennis die we uit het project halen zoveel mogelijk op open dagen/avonden te laten zien en te verspreiden. We willen met het pro-ject grote stappen maken in de verduurzaming van gewasbescherming in de open teelten.''
Ingrid Commandeur is adjunct-directeur van Proeftuin Zwaagdijk.
Natuurlijke vijanden
De eerste proeven werden vorig jaar uitgezet in een biologisch perceel en een aantal proefveldjes op de proeftuin. Er werd bekeken welke natuurlijke vijanden aanwezig waren in het biologische perceel en in de veldjes op de proeftuin, waar al dan niet in werd gespoten. Volgens Commandeur is er nog weinig bekend over natuurlijke vijanden in kool. ,,We hebben de insecten niet uitgezet, maar wel geprobeerd de bespuiting aan te passen, waardoor er meer blijven leven. We hebben de natuurlijke vijanden met plakplaten gevangen, om ze te kunnen tellen. Ook hebben we voor het vangen potten water ingegraven, maar dat werkte minder goed.'' Proeftuin Zwaagdijk test dit jaar elf verschillende witte koolrassen op de proefveldjes. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen niet spuiten met fungiciden, niet spuiten met insecticiden en helemaal niet spuiten. Er wordt gekeken naar de gevoeligheid van rassen, er worden insecten geteld en de schade wordt beoordeeld, zegt Commandeur. ,,Daarnaast tellen we ook op biologische percelen. We kijken of we verschillen zien in het aantal plaaginsecten en de natuurlijke vijanden die we vangen. Ook onderzoeken we in hoeverre je natuurlijke vijanden kunt bevorderen als je bepaalde middelen niet spuit.''
Groene middelen
Het onderzoek richt zich tevens op groene middelen in relatie tot natuurlijke vijanden. Ook hier is weinig over bekend, zegt Commandeur. Er worden middelen met een natuurlijke oorsprong ingezet, maar er worden ook bacteriën en schimmels als 'bestrijdingsmiddel' gebruikt. ,,We kijken wat hierbij de mogelijkheden zijn. Soms moeten we een extra handeling doen om een middel goed werkend te krijgen, zoals met meer water spuiten. We onderzoeken ook wat er gebeurt als je chemische en groene middelen met elkaar afwisselt. Je vermindert dan de hoeveelheid actieve stof op de plant, waardoor de natuurlijke vijanden in leven blijven.'' Een groen middel dat vorig jaar in de spruit- en sluitkoolproeven is ingezet, is het middel
Flipper. Dit middel is solo ingezet en in een schema met chemische middelen. Volgens Commandeur werkt Flipper als solomiddel onvoldoende om plaaginsecten tegen te gaan. Wordt het middel in afwisseling met chemische middelen gebruikt, dan zie je dat ze elkaar versterken. ,,We moeten een manier zien te vinden dat een groen middel zodanig werkt, dat je er voordeel van hebt. Als je Flipper aan het einde van de teelt kunt inzetten, heb je geen residu op de kool. Dat is positief richting de retail. We gaan dit jaar in verschillende schema’s groene middelen en biostimulanten inzetten, om te kijken welke resultaten we daarmee kunnen behalen.''
Lok- en beheerstechnieken
Tenslotte zijn lok- en beheerstechnieken van schadelijke insecten en natuurlijke vijanden in het onderzoek opgenomen. ,,We zitten vroeg in het seizoen, maar we hebben al veel schadelijke insecten geteld. Dat komt door het warme en droge weer'', zegt Commandeur. ,,Door vallen neer te zetten, kunnen we heel gericht trips en rupsen tellen. In het geval van rupsen vangen we de motten, zij leggen de eieren. Als je veel motten vangt, weet je dat je moet opletten, omdat de rupsen zich dan ontwikkelen in het gewas. Als de rups uitkomt, kunnen we deze met een groen middel bestrijden, deze middelen werken het beste op jonge rupsen. We zien ook dat het ene koolras gevoeliger is voor rupsenvraat dan het andere. Rupsen hebben blijkbaar een voorkeur voor bepaald rassen.''
Het project gaat in 2019 verder met de resultaten van dit jaar. Wil je rassenproeven goed aanpakken, dan moet daar minimaal twee jaar onderzoek naar worden gedaan, zegt Commandeur. Ook worden nieuwe rassen van diverse zaadfirma’s gescreend. Verder wordt met de Universiteit van Amsterdam (UvA) onderzoek gedaan naar feromonen voor mating disruption: mannetjesinsecten vinden de vrouwtjes niet meer. Dit is een strategie die al in de fruitteelt wordt toegepast. Met de kennis van de UvA kan een methode worden ontwikkeld om schadelijke insecten gericht te sturen en te beheersen in open teelten.