,,Omdat het afgelopen jaar de nadruk sterk op de beheersing van Phytophthora lag, zijn sommigen Alternaria wat uit het oog verloren. Meerdere gewassen hier in de regio zijn daardoor wat sneller afgestorven dan achteraf nodig was geweest.’’ Dat zeggen Piet-Jan van der Eijk en Bauke Lettinga van Van Iperen. Met de aanwijzing van (nieuwe) nv-gebieden – waar een 20 procent lagere stikstofnorm geldt – verwachten beide adviseurs dat de invloed van Alternaria op de aardappelteelt nog groter gaat worden. ,,Stikstof is de basis voor een vitaal gewas. Geef je minder, dan neemt de kans op stress - en dus ook op Alternaria toe.’’
Piet-Jan van der Eijk (links) heeft samen met zijn ouders Pieter en Janny een akkerbouwbedrijf in Dronten (Fl.). Ze verbouwen consumptie-aardappelen (25%), suikerbieten (25%), wintertarwe (33%) en uien (17%). Piet-Jan is ook commercieel/technisch specialist bij Van Iperen. Rechts naast hem: senior adviseur en collega Bauke Lettinga.
,,Tot nu toe is het een voorjaar uit het boekje. We hebben alles mooi vroeg kunnen zaaien en poten en er is in deze hoek ook op tijd wat neerslag gevallen. Daardoor hebben de bodemherbiciden prima gewerkt. Gisteren (30 april, red.) hebben we zelfs al de laatste aardappelen aangefreesd, dat is drie weken vroeger dan afgelopen jaar.’’ Piet-Jan van der Eijk zegt het met een tevreden blik op zijn gezicht. Behalve adviseur bij Van Iperen, is hij ook (parttime) akkerbouwer in Dronten. Hoewel zijn ouders Pieter en Janny nog een flink deel van de werkzaamheden voor hun rekening nemen, draait hij volledig mee in de bedrijfsvoering. ,,Een week heeft gelukkig zeven dagen; mijn ouders hoeven het dus niet helemaal alleen te doen’’, zegt hij met een glimlachje.
Lessen uit seizoen 2024
Deze middag praat Van der Eijk samen met collega Bauke Lettinga over de ziektebestrijding in aardappelen – en dan met name over de lessen die getrokken kunnen worden uit afgelopen seizoen. ,,Voor wat betreft Phytophthora zijn boeren in ons werkgebied er redelijk goed vanaf gekomen’’, zo blikt Lettinga met enige opluchting terug op 2024. Volgens hem hebben akkerbouwers het dringende advies van middelen afwisselen en combineren goed opgepakt, al probeerden sommigen de spuitinterval toch nog ‘riskant lang op te rekken’. ,,In mijn ogen is dat verkeerde zuinigheid en neem je gewoon te grote risico’s. Bij een hoge ziektedruk moet je consequent terugkomen, zeker in een jaar met zo’n hoge ziektedruk’’, zegt hij daarover. Beide adviseurs vinden dat het gebruik van een BOS-systeem een belangrijk en waardevolle aanvulling is gebleken voor de timing en aanpak van de bespuitingen. ,,Negen van de tien keer geeft zo’n systeem een heel goed afgewogen spuitadvies. Samen met de kennis en ervaring die je als boer zelf hebt – en met wat extra input van een adviseur – kom je tot de best mogelijke aanpak van de ziekte.’’
Belangrijk is wél dat het BOS-systeem goed ‘gevoed’ wordt met informatie over het gewas. ,,Hoe actueler en preciezer je dat doet, hoe beter het advies is’’, zo weet Lettinga, die in dit kader ook de eigen module van Van Iperen (in Agro Vision) naar voren schuift. ,,Deze wordt in het seizoen dagelijks gevoed, wat uiteindelijk leidt tot de beste beslisboom voor de telers’’, zo wil hij maar gezegd hebben.
Alternaria soms onderschat
Voor wat betreft Alternaria zien beide adviseurs nog steeds wat onderschatting door telers. ,,Alternaria is een sluipende ziekte. Door vroegtijdig afsterven van het loof kan het veel schade aanrichten. Omdat afgelopen jaar de nadruk sterk op de beheersing van Phytophthora lag, zijn sommigen Alternaria wat uit het oog verloren. Meerdere gewassen hier in de regio zijn daardoor wat sneller afgestorven dan achteraf nodig was geweest’’, zo stelt Lettinga.
Een lastige vraag is altijd wanneer de eerste bespuiting tegen Alternaria plaats moet vinden. Volgens beide mannen is daar geen pasklaar antwoord op te geven. ,,Vroeger zeiden we dat zo’n bespuiting erop moet wanneer de eerste bloemblaadjes eraf vallen, maar die vuistregel is met de toegenomen druk achterhaald. Belangrijk is om te kijken hoe het gewas zich ontwikkelt en of het vitaal en gezond is. Bij stress of bij schade door bijvoorbeeld stengelbreuk of Sclerotinia neemt de kans op Alternaria flink toe. Als zoiets vroeg in het seizoen gebeurt, dan zul je ook al vroeg een middel tegen Alternaria bij moeten voegen aan de Phytophthora-bestrijding. Dat kan in juli zijn, maar misschien ook al eind juni’’, aldus Lettinga. Ook het ras doet er volgens hem toe. Hoe ‘moeilijker’ deze groeit – Innovator is een voorbeeld daarvan – hoe groter het risico op Alternaria. Van der Eijk voegt hieraan toe dat door de ingestelde nv-gebieden, waarvoor een 20 procent lagere stikstofnorm geldt, de kans op Alternaria de komende jaren alleen maar groter wordt. ,,Stikstof vormt de basis voor een vitaal gewas. Geef je minder, dan neemt de kans op stress - en dus ook op Alternaria toe’’, zo stelt hij. Met name in jaren met veel groei op het einde van het seizoen, kan Alternaria gemakkelijk voor 5 tot 10 procent opbrengstderving zorgen. ,,Die kilo’s mag je als boer gewoon niet missen’’, zo vindt Van der Eijk.
Starten met Propulse
Voor wat betreft de middelenkeuze tegen Alternaria zijn beide mannen vrij stellig: Propulse is zonder meer het sterkste middel tegen de ziekte. Lettinga wijst daarbij naar onafhankelijk onderzoek van PPO, waarin Propulse als enige met vier plusjes uit de bus komt. ,,Ons advies is daarom om altijd met Propulse te starten. Na een tweede bespuiting met een middel uit een andere werkzame groep, kan de derde bespuiting weer met Propulse worden uitgevoerd. Indien nodig kan er dan nog een vierde bespuiting volgen met wederom een middel uit een andere groep. Met deze volgorde profiteer je niet alleen van de kracht van Propulse, maar zorg je ook voor voldoende afwisseling, waardoor resistentievorming zo min mogelijk kans krijgt’’, zo besluit Lettinga.