Eric Kiers is directeur verduurzaming bij CropLife NL (voorheen Nefyto). CropLife behartigt de belangen van bedrijven die chemische en biologische gewasbeschermingsmiddelen en biostimulanten ontwikkelen voor de Nederlandse markt.
Om te beginnen: wat voor een schimmel is Aspergillus fumigatus en wat is het gevaar ervan?
,,Aspergillus fumigatus is een van de meest voorkomende schimmels te wereld. Hij behoort tot de groep van saprofyten, dat zijn schimmels die dood organisch materiaal omzetten in mineralen. Ze zijn dus uitermate nuttig en feitelijk onmisbaar voor ons hele ecosysteem. Voor gezonde mensen is de Aspergillus-schimmel ongevaarlijk. Maar bij mensen met een sterk verminderde weerstand kan de schimmel humaan pathogeen zijn, ofwel ziekteverwekkend. De schimmel kan infecties veroorzaken in de longen en van daaruit ook andere organen infecteren zoals de hersenen, de nieren of de lever. Voor een kleine groep mensen vormt Aspergillus fumigatus dus een serieuze bedreiging voor hun gezondheid.’’
Welke rol speelt de bollensector bij deze problematiek?
,,Daarvoor moeten we even terug in de tijd. De Radboud Universiteit in Nijmegen heeft al in 2017 - in samenwerking met CLM en Wageningen Universiteit - een rapport uitgebracht waarin mogelijke hotspots voor de ontwikkeling van azolen resistente Aspergillus fumigatus zijn benoemd en beschreven. Eén van die hotspots zijn de wachthopen van restmateriaal uit de bollenteelt – ofwel de schillen, rokken, pellen en zieke bollen die tijdens het sorteren worden verwijderd. De aanwijzing als hotspot komt vooral voort uit het feit dat er azolen worden toegepast in de bollenteelt – en dat het dus aannemelijk is dat er ook kleine hoeveelheden van deze middelen achterblijven op het sorteerafval. Of wachthopen daadwerkelijk verantwoordelijk zijn voor resistentie weten we niet. Maar de aanname dat ze een rol spelen bij de verspreiding van resistente sporen is wél zodanig sterk, dat we als sector hier iets mee moesten. Het gaat hier immers om de gezondheid van mensen; dat kun je niet naast je neerleggen.’’
Welke maatregelen heeft de sector sindsdien genomen?
,,Het Radboud-rapport heeft ertoe geleid dat het Ctgb in 2021 heeft besloten een protocol op te nemen in het wettelijke gebruiksvoorschrift van azoolhoudende middelen in de teelt van bloembollen en bolbloemen. Dit protocol beschrijft hoe bollenafval moet worden opgeslagen en verwerkt. Eén van de basisvoorschriften was om restmateriaal zo snel mogelijk af te voeren óf te composteren en het in ieder geval niet langer dan twee weken afgedekt op te slaan. Helaas bleek dit protocol niet altijd het gewenste effect te hebben. Zo kwam uit het aanvullende onderzoek van WUR naar voren dat het afdekken van de hopen voor een snellere vermeerdering van schimmels kon zorgen en zo de resistentie tegen azolen eerder aanwakkerde dan verminderde. Verder was het voorschrift om restmateriaal binnen twee weken te composteren voor veel (composterende) bedrijven gewoon geen haalbare kaart. Om die redenen heeft het Ctgb het azolenprotocol dit voorjaar laten vervallen en wordt er nu ingezet op een bredere, internationale aanpak waarbij veel meer partijen betrokken zijn – ook buiten de landbouw. Het snel afvoeren of het composteren van restmateriaal blijft overigens wel centraal staan in de strijd tegen azolenresistentie, alleen kijken we nu gerichter naar de effectiviteit van de maatregelen.’’
Hoe ziet die nieuwe aanpak voor bollenafval er concreet uit?
,,Het beste is en blijft om hopen met restmateriaal zo snel mogelijk af te voeren, bijvoorbeeld naar een vergister of naar een erkend composteerbedrijf. Idealiter komt het restmateriaal meteen na het sorteren in een afgesloten container terecht en wordt het daarna zo min mogelijk beroerd. De aanwezige schimmels zullen daardoor zo min mogelijk sporuleren. Blijft het restmateriaal toch meerdere weken op het erf liggen, dan is het dringende advies om twee keer per week 30 tot 50 liter water per kuub afval over de wachthoop te sproeien. Daardoor neemt de schimmelsporulatie en -groei met ongeveer 80 procent af, zo is uit onderzoek van Wageningen Universiteit gebleken. Om uit- of afspoeling van nutriënten en eventuele middelenresten te voorkomen moet het restafval uiteraard op een vloeistofdichte vloer liggen. Deze aanbevelingen gelden ook voor telers die hun afval zelf composteren. Hierbij is verder van belang dat de temperatuur in de composthoop minimaal drie dagen boven de 60 graden uitkomt voordat deze wordt omgezet, zodat alle schimmels ook daadwerkelijk gedood worden.’’
De genoemde maatregelen zijn adviezen en aanbevelingen. In hoeverre zijn bollentelers bereid om dit op te pakken?
,,Hm… ik denk dat dit is geen onderwerp is waar bollentelers meteen enthousiast van worden. En dat begrijp ik ook wel, gezien de vele uitdagingen – en misschien ook wel bedreigingen - waar de sector momenteel mee te maken heeft. Als je dan ook nog moet investeren in een vloeistofdichte bak of -vloer, dan snap ik dat eventuele maatregelen hiervoor soms wat naar de achtergrond verdwijnen. Aan de andere kant kunnen we onze ogen niet sluiten voor zaken waarbij de gezondheid van mensen in het geding is. Daar móeten we als sector onze bijdrage in leveren.
Verder is het ook van groot belang voor de sector zelf dat de groep van azolen in de benen blijft. Zowel in het bad als in het veld is het een zeer effectieve middelengroep die ook nog eens een belangrijk bijdrage levert op het gebied van resistentiemanagement. Dit wordt trouwens ook gezien én erkend door partners zoals de Radboud Universiteit; zij geven duidelijk aan dat ze sturen op het voorkomen van resistente sporen en niet op een verbod van azolen in de landbouw.
Tenslotte wil ik benadrukken dat azolen-resistentie geen specifiek bollenprobleem is, maar dat er meer sectoren – ook buiten de landbouw - zijn die met azolen werken en dus ook mogelijke hotspots voor resistentie-ontwikkeling hebben. Het is dus een wereldwijd probleem, waaraan alle gebruikers van azolen hun steentje moeten bijdragen.’’