Zoektocht naar nieuwe bestrijdingsmogelijkheden tulpengalmijt
Frank Kreuk is onderzoeker bloembollen bij Vertify.
Bollen telen zonder Movento. Vanaf teeltjaar 2026 (Movento mag tot 30 oktober 2025 worden opgebruikt, red.) zal het de nieuwe realiteit zijn voor tulpentelers. Maar welk alternatief gaat daarvoor in de plaats komen? Frank Kreuk durft het nog niet te zeggen. ,,Het ei van Columbus zullen we op korte termijn niet gaan vinden. Ofwel: het zal straks moeilijker worden om de galmijt te beheersen. Mogelijk komen we een heel eind met een combinatie van bol- en ruimtebehandelingen. Maar dat is vooral gebaseerd op hoop en nog niet op harde resultaten’’, zo blikt de onderzoeker alvast vooruit.
Kreuk vertelt dat er in het verleden veel onderzoek is gedaan naar tulpengalmijt en de mogelijke bestrijdingsmethoden ervan. Maar dat onderzoek is sinds de toelating van Movento bijna helemaal stil komen te liggen. ,,We zullen daarom een inhaalslag moeten maken op dit vlak en actuele kennis moeten vergaren over mogelijke alternatieven en de potentie daarvan. Daarvoor hebben we feitelijk nog maar één seizoen; de tijd begint dus te dringen.’’
Vorige zomer pakte Kreuk de spreekwoordelijk handschoen zelf op en zette hij – met ondersteuning van o.a. Syngenta, Certis Belchim en Bayer – een proef op waarin verschillende nieuwe methoden (en producten) voor bol- en ruimtebehandelingen zijn getest. Om enigszins zeker te zijn van ‘voldoende’ infectie, startte hij met een partij biologische bollen. Daarop zijn acht nieuwe(re) producten – vijf biologisch en drie chemisch – solo toegepast als bolbehandeling. Daarnaast zijn er ook ruimtebehandelingen uitgevoerd (via de bekende ‘Actellic-methode’) met twee nieuwe producten.
Om het effect van de behandelingen zo goed mogelijk te kunnen beoordelen, zijn de bollen eerst afgebroeid en pas daarna (in maart) onderzocht. Volgens Kreuk is eerdere screening (in de winter) met behulp van de microscoop in theorie weliswaar mogelijk, maar dat is zeer tijdrovend en levert volgens hem ook minder betrouwbare gegevens op, omdat de tulpengalmijt gewoon heel lastig te vinden en te zien is.
Door tulpengalmijt aangetaste planten blijven achter in groei.
Eerste resultaten hoopgevend
Uit de eerste resultaten van de bolbehandeling blijkt dat zes van de acht (nieuwe) producten in meer of mindere mate effectief zijn. ,,Alle zes scoren ze qua effectiviteit ergens rond de 60 procent. Dat lag ook ongeveer in de lijn der verwachting; het zijn immers geen systemische middelen zoals Movento, waar je eigenlijk altijd richting de honderd procent werking zit’’, aldus Kreuk. Hij benadrukt overigens dat de proefbollen behoorlijk zwaar waren aangetast en dat er deels met Jan Seignette is gewerkt; een cultivar waarvan bekend is dat deze zeer gevoelig is voor tulpengalmijt. Bovendien is de bolbehandeling vorig zomer door omstandigheden wat aan de late kant uitgevoerd, waardoor het ontsmettingsresultaat mogelijk wat minder is uitgevallen. ,,Met die aantekeningen kun je het gemiddelde resultaat toch wel hoopgevend noemen en in combinatie met meerdere ruimtebehandelingen wellicht zelfs nog wat meer dan dat. Maar of we met deze alternatieve middelen en methoden boven de 90 procent bestrijding uit gaan komen is hoogst onzeker - en dat is eigenlijk wel noodzakelijk voor een goede bestrijding van de galmijt.’’
Schadebeeld op de bol: crêmegele of dofrode verkleuring op de witte bolrokken.
Combinaties met Flipper
Dit seizoen wordt de proef herhaald en verwacht Kreuk dat de resultaten wel eens wat beter kunnen zijn. ,,Ten eerste omdat we de middelen nu veel beter gescreend hebben, maar ook omdat we de bolbehandeling nu direct na de oogst hebben uitgevoerd, waardoor de galmijt minder kans heeft gekregen om tussen de rokken van de bol in te kruipen’’, zo vertelt de onderzoeker. Ook is een deel van de middelen nu toegepast via schuimtechniek in plaats van dompelen. Eén daarvan is Flipper. Dit biologische middel is direct na de oogst in juli toegepast en vervolgens nog eens half september - om de kans op eventuele (kruis)besmettingen te verkleinen. Kreuk verwacht dat (combinaties met) Flipper wel eens een goed alternatief kan worden voor de toekomstige galmijtbeheersing.
,,Belangrijk pluspunt van Flipper is dat er al relatief veel kennis is over de werking en over de toepassingsmogelijkheden. Dat geeft zo’n middel toch een voorsprong als het gaat om zekerheid en betrouwbaarheid. Bovendien is Flipper een biologisch middel, waardoor deze voor het pellen toegepast kan worden.’’
Nog iets verder vooruitkijkend ziet Kreuk vooral potentie in een combinatie van twee keer schuimen met Flipper, gevolgd door meerdere ruimtebehandelingen (met een nieuw middel).
,,En ja, dat kost meer tijd en geld en het vraagt ook meer precisie en alertheid van de teler. Maar dit zou wel eens de nieuwe weg kunnen zijn naar een beheersbare galmijtpopulatie’’, zo besluit de onderzoeker.