Terug
Plantgoed ziet er prima uit
Volgende
Je moet groene vingers hebben en nauwkeurig kunnen werken
sluiten

uitgave september 2017

Bloembollen Koerier

We moeten veel meer doen om Fusarium af te stoppen

Wat is op dit moment het grootste probleem in de teelt van tulpenbollen? ,,Dat is zonder enige twijfel Fusarium'', stellen Nico Hof, Yorick van Leeuwen en Robèr Laan. De drie teeltadviseurs van CNB Kwaliteit+ zien de schimmel jaar in jaar uit verder oprukken - met afgelopen seizoen als voorlopig dieptepunt. Hof: ,,Vroeger vonden we het al onacceptabel als er één procent zuur in een partij zat. Nu zijn er telers die hun handen dichtknijpen als het bij drie of vier procent blijft. Die ontwikkeling vind ik zorgelijk...''

Van links naar rechts: Yorick van Leeuwen, Robèr Laan en Nico Hof. Alle drie zijn teeltadviseur bij CNB Kwaliteit+ en het koel- en preparatiebedrijf van CNB in Bovenkarspel (N-H).

Het is half juli en nog betrekkelijk rustig bij het koel- en preparatiebedrijf van de Coöperatieve Nederlandse Bloembollencentrale (CNB). Her en der buigen keurmeesters zich over de eerste, vroege partijen die binnen zijn gekomen. De komende weken zal de drukte echter snel toenemen en zullen de hallen en cellen zich snel vullen. ,,Jaarlijks bewaren we hier zo'n 260 miljoen bollen in ongeveer 100 cellen. Door die omvang - en door onze bedrijfsbezoeken aan kwekers - hebben we een redelijk inzicht hoe het gesteld is met de kwaliteit van de Nederlandse tulpenbol'', vertelt teeltadviseur Nico Hof tijdens een ronde door het uitgestrekte hallencomplex. Hoewel hij ervoor waakt om een 'treurig verhaal' af te steken, maakt hij zich duidelijk zorgen over de kwaliteit van de bollen en dan met name over de ontwikkeling van Fusarium.

,,We hebben een jaar achter de rug waarin de schimmel alle ruimte heeft gekregen om zich explosief te ontwikkelen. De oogst was kort, laat en nat enhet drogen verliep op veel bedrijven moeizaa . Dat zijn allemaal factoren die Fusarium enorm in de kaart hebben gespeeld.'' Collega Yorick van Leeuwen schat dat zo'n vijf procent van oogst 2016 door Fusarium is aangetast en verloren is gegaan. ,,Al met al is dat zo'n 500 hectare en dat is bepaald niet niks'', zo becijfert hij. En hoewel elk seizoen op zich staat, verwacht hij dat dit soort schades de komende jaren vaker op zullen treden. ,,We merken dat de schimmel zich erg snel aanpast aan nieuwe rassen en dat de verschillende fysio's ook steeds sterker worden. Er is dus gewoon weinig reden om aan te nemen dat het de komende jaren ineens veel beter zal gaan.'' Hoewel half juli nog niet echt duidelijk is hoe de oogst dit jaar uitpakt, verwachten de drie adviseurs ook dit jaar weer de nodige tegenvallers door Fusarium. ,,Of het nu drie, vier of vijf procent is; het is allemaal teveel'', zegt Robèr Laan. ,,Bijna elk jaar nemen we een besmetting mee uit het voorgaande jaar. En dan hoeft er maar iets fout te gaan en de besmetting loopt meteen flink op. Die  yclus moeten we een keer doorbreken.'' Een droge oogst, een stevige winter en een droog voorjaar zouden daar zeker bij helpen, maar er is volgens de drie adviseurs méér nodig om de ziekte terug te dringen.

Meer fundamenteel onderzoek

Een aspect waar volgens de mannen véél meer op ingezet moet worden is fundamenteel onderzoek. Hof: ,,Op dit moment weten we maar heel weinig over over de naar schatting 15 tot 20 verschillende fysio's van Fusarium oxysporum. Waarom passen die zich zo snel aan en waarom kunnen ze de bestaande resistenties zo snel doorbreken? Het life sciences expertisecentrum Generade in Leiden doet hier weliswaar onderzoek naar, maar het duurt nog wel even voordat hier bruikbare resultaten uitrollen. Bovendien zal dit onderzoek niet meer dan een deel van de oplossing bieden. We moeten daarom veel breder en intensiever aan de slag met zaken als bodem- en plantweerbaarheid. Oplossingen vanuit de chemie zullen namelijk steeds schaarser worden.'' Hof beseft dat zijn 'onderzoekswensen' na het wegvallen van het PT een lastige exercitie zijn geworden, maar hij hoopt dat er voldoende alarmbellen gaan rinkelen om tot actie over te gaan. ,,Op dit moment leunen we sterk op fundamenteel onderzoek uit de jaren '60 en '70. En dat is gewoon riskant. We weten dat de schimmel zich voortdurend aanpast; daar moeten we - net zo voortdurend - onderzoek tegenover zetten.'' 

Drogen, drogen, drogen

Behalve op onderzoek, is er volgens de drie adviseurs ook nog wel wat te winnen op het gebied van drogen en bewaren. ,,Elk jaar komen we partijen tegen die te kort voor de droogwand hebben gestaan en daardoor veel schade oplopen. Dat is gewoon ontzettend jammer'', zegt Van Leeuwen. Hij wijst daarom graag nog een keer op de vuistregel dat de bolbodem eerst helemaal glad en droog moet zijn voordat de bollen van de droogwand naar de bewaring kunnen en dat dit altijd langer duurt dan 24 uur. ,,Probeer die tijd voor droogwand dus zo langmogelijk op te rekken, want in cel drogen de bollen namelijk echt niet meer.'' Bevat de partij veel fusariumbollen, dan is het raadzaam om deze óf meteen na de oogst (binnen 20 uur) te verwerken óf deze eerst vijf weken uit te laten zieken en daarna te verwerken. ,,Dat is organisatorisch misschien lastig'', zo beseft Van Leeuwen, ,,maar uiteindelijk scheelt dit heel veel tijd en kosten in de verdere verwerking van de bollen.'' Collega Laan signaleert bij meerdere bedrijven nog steeds een tekort aan droogcapaciteit, met name na het rooien. ,,Ik weet dat het allemaal geld kost, maar investeren in voldoende droogcapaciteit komt de kwaliteit in de bewaring enorm te goede. Als ik zie wat er allemaal in plant- en oogstmachines wordt geïnvesteerd, dan denk ik: neem nou ook de droogwand in dat investeringspakket mee.''

Ethyleen meten

Nog zo'n investering die volgens de drie adviseurs 'meer dan zinvol' is, is een ethyleenmeter. Op het eigen koel- en preparatiebedrijf wordt de bewaring al sinds 2004 volledig via ethyleenmeters gestuurd. ,,De vorming van ethyleen heeft een grote weerslag op de bollen'', legt Hof uit, ,,ze gaan veel meer ademen en gebruiken zo hun eigen reservevoedsel. Daardoor kunnen de bollen enorm verzwakken. Is het ethyleengehalte een periode boven de 100 PPB, dan kan de bolproductie gemakkelijk 10 tot 20 procent lager uitvallen en neemt het steelgewicht - voor bollen voor de broeierij - met zo'n 10 procent af. Bij de meeste telers is dit  schadelijke effect ook wel bekend, alleen doet lang niet iedereen daar iets mee - deels omdat ze het ethyleengehalte gewoon niet kunnen meten. Met een ethyleenmeter weet je hoe je partij ervoor staat in de bewaring en kun je heel precies sturen.'' Nog een extra reden om een ethyleenmeter aan te schaffen zijn de steeds grotere  verschillen in ethyleenafgifte tussen de fusarium-fysio's. ,Er zijn fysio's die meer dan 50 keer zoveel ethyleen produceren dan andere. Dat maakt goed bewaren zonder ethyleenmeter steeds moeilijker en onvoorspelbaarder'',  aldus Hof. Volgens collega Laan is het om die reden ook zinvol om de ventilatie-capaciteit van cellen nog eens goed door te meten. ,,Er wordt vaak gerekend met een ventilatie-capaciteit van 100 kuub lucht per kuub  bollen en een circulatie-capaciteit van 500 kuub per kuub bollen. Met de huidige fysio's is het maar de vraag of dat wel genoeg is. Alleen door stelselmatig ethyleen te meten weet je of je nog steeds goed zit'', zo besluit hij.

'Eigenlijk zou elke bollenteler een ethyleenmeter moeten hebben'

+Colofon