Oorwormen beter begrijpen
Hoe gedragen oorwormen zich in de boomgaard? Entomoloog Karin Winkler van Wageningen UR onderzoekt wat deze natuurlijke plaagbestrijders precies eten, hoe ze leven en wanneer ze in het voorjaar weer actief worden
Voorzichtig trekt Karin Winkler een emmer omhoog uit de zwartstrook van een rij perenbomen op de proeftuin in Randwijk. In de emmer zit dezelfde grond die voor het plaatsen van de emmer is uitgegraven, met dit verschil dat er een vrouwtjes-oorworm aan toe is gevoegd, die inmiddels rond de veertig eitjes heeft gelegd. De emmer is afgedekt met waterdoorlatend doek, zodat regenwater er gewoon door kan. Ze trekt het opzij. ,,Kijk, hier zie je de eitjes'', zegt ze wijzend naar de kleine witte bolletjes die op een kluitje bij elkaar liggen. Het vrouwtje laat zich niet zien. ,,Die houdt zich waarschijnlijk ergens dicht onder het oppervlak schuil. Oorwormen besteden heel veel aandacht aan hun eieren, onder andere om ze vrij te houden van schimmels'', vertelt Winkler.
Samen met haar collega’s volgt ze de ontwikkeling van het legsel in relatie tot de temperatuur. De proef is een van de onderdelen in het project 'De oorworm in de bodemfase', een omvangrijk driejarig project dat door overheid en bedrijfsleven (waaronder Bayer) gezamenlijk gefinancierd wordt. ,,Als er voldoende oorwormen in de boomgaard zitten, kunnen ze de populaties van appelbloedluis en perenbladvlo onder de schadedrempel houden. Wij proberen meer te weten te komen over het stukje levenscyclus in de winterperiode, als de oorworm in de bodem leeft. Dat geeft fruittelers vervolgens weer handvatten om het de oorworm beter naar de zin te maken.''
Groeiend vakgebied
Winkler komt oorspronkelijk uit Duitsland en is naar Nederland gekomen voor een kopstudie aan de Wageningen Universiteit. Daar promoveerde ze op functionele agrobiodiversiteit in de boomgaard. Inmiddels werkt ze al weer drie jaar in Randwijk. ,,Naast het onderzoek aan oorwormen, werk ik hier aan meer kennis over de bramengalmijt, aan de ontwikkeling van een sneltoets voor resistentie van appelrassen tegen appelbloedluis, een detectiemethode voor fruitmot en aan kennis rond de Suzuki-fruitvlieg, waarbij ik nauw samenwerk met collega Herman Helsen. Ook doen we hier onderzoek naar neveneffecten van gewasbeschermingsmiddelen.'' De belangstelling voor haar vakgebied neemt toe, merkt Winkler. ,,Er is meer geld beschikbaar voor onderzoek en bedrijven investeren meer in groene gewasbescherming. Dat kunnen wij merken. Ook onder telers zie je dat de belangstelling groeit. Zij willen meer weten over de rol van natuurlijke vijanden in de boomgaard en hoe ze die kunnen stimuleren. Als praktijkonderzoeker hecht ik veel waarde aan het nuttigheidsgehalte. Natuurlijk is werken aan fundamentele kennis ook mooi, maar ik werk graag aan kennis waar telers direct wat aan hebben.''
De boom in
Binnen, in het laboratorium van de proeftuin, haalt Winkler een krat met petrischaaltjes uit een klimaatkast. In ieder petrischaaltje zit een vrouwtje met een kluwen eieren op een laagje zand. De diertjes worden gekweekt voor onderzoeksdoeleinden. Een ruimte verderop toont ze de jonge oorwormen, de 'nimfen', die in een bakje door elkaar krioelen. Ze hebben, zo klein als ze zijn, alle kenmerken van het volwassen exemplaar.
,,Oorwormen vermeerderen niet snel. Een vrouwtje heeft vaak maar één, soms twee legsels per jaar, met tussen de veertig en zestig eieren. Dat gebeurt dus in het vroege voorjaar, als ze in de bodem leven. Meestal zullen ze de eieren in de zwartstrook leggen, maar ook in lossere delen van de grasbaan kunnen ze overwinteren. Ze hebben goed ontwaterde grond nodig, met voldoende poriën om in te schuilen.'' In het voorjaar komen de eieren uit en trekken de oudere dieren in de schemering de bomen in om te foerageren. ,,Dat doen ze al eerder dan we dachten'', zegt Winkler, die vorig voorjaar meerdere avonden doorbracht in een boomgaard in Noord-Holland. Ze doet daar samen met een groep perentelers aanvullend onderzoek. ,,Half mei waren er al volop oorwormen actief.''
Ook over wat de dieren in het vroege voorjaar eten, is de afgelopen jaren meer bekend geworden. Met behulp van DNA-analyse bekeken Winkler en haar collega’s de maaginhoud van oorwormen. Ze troffen onder andere plantmateriaal aan, springstaarten, schimmels en mijten.
Goede drainage
Hoe kunnen fruittelers het de oorwormen beter naar de zin maken? Zijn er al praktische tips te geven, die de overlevingskansen vergroten? Winkler ziet in de praktijk grote verschillen tussen boomgaarden. ,,Wat je vaak terugziet, is dat oorwormen vanuit de windsingels de boomgaard intrekken. Hoe verder de boomgaard in, hoe kleiner de aantallen. Mogelijk heeft dat met gewasbeschermingsmaatregelen in de boomgaard te maken. Waar oorwormen, naast een geïntegreerd spuitbeleid, in ieder geval baat bij hebben, is een niet te natte bodem met veel poriën om in te schuilen. Een goede drainage is daarom belangrijk. Ook het beheer van de zwartstrook is van nvloed. Vroeg in het voorjaar kun je met een mechanische bewerking de oorwormen verstoren. De eieren zijn namelijk kwetsbaar. Niet te vroeg bewerken van de zwartstrook, lijkt daarom het beste. We zoeken naar mogelijkheden om dat beter te doen.'' Het bieden van schuilmogelijkheden kan ook helpen, zoals het ophangen van otjes met hooi. ,,Vooral in een jonge boomgaard. Daar biedt de boom zelf nog weinig schuilmogelijkheden.'' Toch bestaat er ook veel verwarring over de functie ervan, merkt Winkler. ,,Je lokt ze er niet mee de boomgaard in. Oorwormen leggen maar kleine afstanden af. Ook nestelen ze er niet in; dat doen ze op de grond.''
Een vrouwtjes-oorworm met een kluwen eieren op een laagje zand
Systeemaanpak
De komende tijd hoopt Winkler meer te weten te komen over de precieze plek van de oorworm in het voedselweb. Want oorwormen eten niet alleen ongedierte, ze worden ook zelf opgegeten. ,,Die interactie moeten we begrijpen, voordat fruittelers gericht maatregelen kunnen nemen. Je wilt ook voorkomen dat andere plaaginsecten baat hebben bij je maatregelen. Uiteindelijk wil je toe naar een situatie waarin zich een zodanige populatie oorwormen kan opbouwen, dat die plaaginsecten onder de duim houdt en fruittelers minder afhankelijk worden van de inzet van chemische middelen. Maar landbouw is geen vorm van natuur. Alleen met voldoende kennis van de ecologie in de boomgaard, kun je een aanpak ontwerpen waarin je op een slimme en verantwoorde manier kwaliteitsfruit produceert.''