Producten

Bodem staat centraal tijdens discussiemiddag op Forward Farm

‘Boeren onder zeeniveau’
Hoe zijn bodems gevormd? Hoe beoordeel je de kwaliteit van de bodem? Hoe onderhoud je bodems op een duurzame manier? En welke rol en gaat de bodem spelen in de toekomst? Deze en nog veel onderwerpen kwamen aan de orde tijdens de inspiratiebijeenkomst ‘Boeren onder zeeniveau’ op de Forward Farm in Abbenes.

 

Afb 1.: De inspiratiebijeenkomst op de Forward Farm in Abbenes trok zo’n 20 belangstellenden uit meerdere geledingen (o.a. akkerbouwers, adviseurs en onderzoekers). Zij deelden hun (vak)kennis over de bodem en bespraken ook meteen de uitdagingen die toekomstig bodemgebruik met zich meebrengen.

 

De bodem is voor velen nog steeds een ‘black box’ die - met al zijn processen – nog nauwelijks begrepen wordt. Juist daardoor is het ook een onuitputtelijk bron voor discussie. Dat bleek weer eens tijdens een inspiratiebijeenkomst op 29 september op de Forward Farm in Abbenes (N-H). Zo’n 20 belangstellenden uit meerdere geledingen (o.a. akkerbouwers, adviseurs en onderzoekers) deelden hun (vak)kennis over de bodem en bespraken ook meteen de uitdagingen die toekomstig bodemgebruik met zich meebrengen.

 

‘De grond bepaalt wanneer we kunnen zaaien en oogsten’
Akkerbouwer en tevens gastheer Jasper Roubos beet de spits af met een korte uitleg over het ontstaan van zijn bedrijf in de Haarlemmermeerpolder. Aan de hand van oude kaarten liet hij zien hoe een aanvankelijk zeer versnipperd landschap met veel boeren en veel gewassen in anderhalve eeuw is veranderd in een strak verkaveld gebied waarin nu nog zo’n 30 akkerbouwers actief zijn. Zelf boert Roubos sinds 2002 op een relatief nieuw bedrijf aan de Kaagweg. ,,Vanwege de aanleg van de HSL-lijn moesten we verhuizen en zijn we een kilometer verderop terechtgekomen. Qua grond zijn we er absoluut op vooruitgegaan. De klei is hier gemiddeld genomen wat lichter dan op de oude locatie en het opbrengend vermogen is ook beter’’, zo vertelt de akkerbouwer. Niettemin zijn de verschillen in bodemzwaarte (afslibbaarheid) toch nog zodanig dat er rekening mee gehouden moet worden bij de betreding en bewerking van de bodem. ,,De zwaarste grond aan de voorkant van het bedrijf bepaalt wanneer we kunnen zaaien en oogsten. Daar moet je ook niet mee marchanderen, want dat ga je hoe dan ook bezuren.’’ 

Roubos beoordeelt zijn bodem als ‘sterk’ en doet er alles aan om deze duurzaam te onderhouden. ,,Maar wat is nou precies duurzaam en wanneer doe je het goed?’’, zo werpt hij meteen maar een belangrijk ‘boerendilemma’ op. ,,Ga ik een perceel ploegen? Of toch maar een niet-kerende grondbewerking? Aan dat soort beslissingen zitten veel gevolgen vast die je lang niet altijd kunt overzien. Hoe verloopt de winter? Hoe wordt het weer in het voorjaar? Achteraf weet je vaak pas of je de beste beslissing hebt genomen. Zowel voor de bodem als ook voor de opbrengst.’’

Afb. 2: Jasper Roubos: ,,Wat is duurzaam en bodembeheer wanneer doe je het goed? Daar zijn bij boeren nog veel vragen over.’’ 

 

‘Nog meer inzetten op duurzame innovaties’
Duurzaamheidmanager Christy van Beek (Bayer) haakte met haar inleiding in op de huidige (en toekomstige) uitdagingen rondom bodemgebruik. Behalve actuele (fysieke) knelpunten zoals bodemdaling, verzilting, kweldruk en toenemende verstedelijking, voorziet zij ook dat klimaatdoelen zoals de Green Deal en Kaderrichtlijn Water steeds meer vat zullen krijgen op de manier waarop met bodems wordt omgegaan. ,,De belangen in en rondom de bodem worden steeds groter. Naast landbouwkundige aspecten zullen ook steeds meer natuur- en milieudoelen meegewogen worden. De grote vraag is dan: hoe gaan we hiermee om? Hoe wegen we al die belangen? En welke impact heeft die op de landbouw – of nog concreter: op de individuele boer?’’ Volgens Van Beek ontbreken nog heel veel antwoorden op deze vragen, al zullen maatregelen ten bate van natuur en milieu onherroepelijk meer gewicht in schaal gaan leggen. ,,Als landbouwsector zullen we hiermee moeten dealen – of beter nog: we zullen er concrete antwoorden op moeten hebben. En dat betekent: vol inzetten op duurzame innovaties die bruikbaar én haalbaar zijn voor de boer. Hier op de Forward Farm zijn we daar dagelijks mee bezig en boeken we ook zeker vooruitgang. Maar wat mij betreft zou het nog breder gedragen moeten worden, met meer kennis en meer snelheid.‘’ Tegelijkertijd vraagt Van Beek om geduld en realistische milieudoelen. ,,We kunnen op het gebied van natuur en milieu heel veel willen, maar een impactloze landbouw bestaat niet. Het is goed om dat ook te beseffen.’’

Afb. 3: Christy van Beek: ,,Een milieu-impactloze landbouw bestaat niet. Het is goed om dat ook te beseffen.’’

 

‘Niet teveel verwachten van koolstofvastlegging in bodems’
Professor Jan Willem van Groenigen (Groep Bodembiologie/WUR) ging uitgebreid in op de relatie tussen bodem en klimaat - en dan vooral op de mogelijkheden voor het vastleggen van koolstof in de bodem. ,,Klimaatverandering als gevolg van broeikasgassen is een complexe en veelomvattende materie. Wereldwijd zijn er heel veel wetenschappers mee bezig, maar we weten nog lang niet alles en er is ook lang niet overal consensus over ‘’, zo geeft hij de actuele ‘status’ van zijn onderzoeksveld aan.

Van alle broeikasgasbronnen gaat de meeste aandacht uit naar CO2, dat met 77% van de totale uitstoot het grootste aandeel heeft in de klimaatverandering. Twee andere belangrijke bronnen zijn methaangas (15% van de uitstoot) en lachgas/N2O (7% van de uitstoot). Volgens Van Groenigen kunnen alle drie gassen in de bodem worden opgenomen – en dus een bijdrage leveren aan vermindering van broeikasgassen. Voor wat betreft CO2 is de focus sterk gericht op het 4P1000-initiatief, dat als uitgangspunt heeft dat er wereldwijd 4 promille van de CO2 kan worden vastgelegd in bodems en dat daarmee klimaatverandering een halt kan worden toegeroepen. Van Groenigen plaatst echter kanttekeningen bij de haalbaarheid hiervan en verwacht dat de praktijk weerbarstiger is dan de theorie. Ter illustratie haalt hij gegevens aan van het Engelse onderzoeksinstituut Rothamsted dat al ruim 150 jaar (!) lang vruchtwisselingsproeven op hetzelfde land uitvoert met meer dan 100 teelten. Uit alle teeltwisselingsschema’s blijkt weliswaar dat de koolstofvastlegging is gegroeid, maar dat er veel ‘afwijkende factoren’ een rol hebben gespeeld (zoals de omzetting van een deel van de grond van akker naar bos). ,,Ervan uitgaande dat we de komende decennia veel grond nodig zullen hebben voor voedselproductie, lijkt me massale omzetting van akker naar bos geen realistische optie. Bovendien is er in die 150 jaar behoorlijk wat organische stof aangevoerd, maar die is elders weer weggehaald. We moeten dus niet al te grote verwachtingen kweken rondom koolstofvastlegging in de bodem en voorzichtig zijn met wat we op dit vlak beloven.’’

Meer heil ziet Van Groenigen in het reduceren van lachgas en methaan, temeer deze twee bronnen een nog grotere impact hebben op de klimaatopwarming dan CO2. ,,Met methaanreductie vanuit de veehouderij en lachgasreductie vanuit bodems kunnen we meer en ook sneller resultaat boeken’’, zo stelt hij. Als kanttekening voegt hij echter toe dat dit niet ten kost mag gaan van de landbouwproductie dan wel (verdere) verliezen van organische stoffen. ,,Belangrijk is om de voedselvoorziening wereldwijd op peil te houden; reductie van broeikasgassen moet wat mij betreft dus plaatsvinden zonder de landbouw te schaden.’’

Afb. 4: Jan Willem van Groenigen: ,,We moeten niet al te grote verwachtingen kweken rondom koolstofvastlegging in de bodem en voorzichtig zijn met wat we op dit vlak beloven.’’

 

‘Bodem classificeren is precisiewerk’
Laatste spreker van de middag is dr. Stephan Mantel van het ISRIC. Dit internationale bodeminformatiecentum in Wageningen verzamelt, bestudeert en beschrijft wereldwijd de bodems om zo de kennis over duurzaam bodemgebruik te vergroten. Als ‘praktijkcase’ heeft Mantel de bodem van gastheer en akkerbouwer Jasper Roubos, geanalyseerd, ingedeeld en geclassificeerd. Mantel legt uit dat hiervoor tal van internationale protocollen gelden, waarbij niet alleen het profiel zeer nauwkeurig wordt beschreven, maar ook diversie functie van de bodem zoals vochthoudendheid, bewerkbaarheid, bewortelbaar volume en slempgevoeligheid. 

Om dit alles goed vast te kunnen stellen is op het land van Roubos een profielkuil gegraven. Mantel wijst daarin op de drie verschillende bodemlagen (bewerkte bovenlaag, 0 - 30 cm, overgangslaag, 30 - 50 cm en sedimentaire laag, 50 cm e.v.), waarbij de kleigrond steeds iets meer zand bevat. Met een schepje prikt hij in een paar bruinige plekjes; sporen van oxidatie die aangeven dat er lucht tot diep in het profiel zit. Ook wijst hij op de mooie korrelige structuur die ook in de diepere lagen voorkomt.  Als wetenschappelijke classificatie komt Mantel uit op: Eutric oxygleyic, gleysol (Pantoloamic, Aric, Drainic, Humic, Limnic). Of wat korter in het Nederlands: Poldervaaggrond in mariene klei. 

Roubos (en ook een aantal collega-akkerbouwers uit de buurt) kwalificeren de bodem als zeer vruchtbaar, met een hoog organische stofgehalte (4 – 5 %) en een geweldige capillaire werking. ,,Zelfs in een zeer droge zomer zoals we nu gehad hebben blijven de gewassen hier gewoon doorgroeien’’, aldus Roubos.

Afb.5: Stephan Mantel: ,,Bodemclassificering is precisiewerk waarvoor tal van internationale protocollen.gelden.’’

 

Praktische kennis opdoen met bodemcoach 
Als sluitstuk van de middag laat akkerbouwer en bodemcoach Albert van Kooten nog even zien hoe je als teler vrij eenvoudig kennis kunt opdoen van je grond, door goede en minder goede locaties (op hetzelfde perceel) met elkaar te vergelijken. Hij heeft daarvoor twee gaten gegraven in een perceel aardappelen, waarvan de een geploegd is en de ander alleen een niet-kerende grondbewerking heeft ondergaan. Hoewel de verschillen op het oog niet groot zijn (en ook de opbrengsten na beide grondbewerkingen min of meer vergelijkbaar zijn), wijst Van Kooten op kleine detailverschillen in onder andere beworteling, holtes en poriën. ,,Dat kunnen allemaal indicaties voor een goed of juist minder goed bodembeheer. Door goed te kijken, te voelen en zelf te ruiken, kom je altijd wel tot kleine nieuwe inzichten waarmee je als boer verder kunt ‘’, zo besluit Van Kooten.

Afb. 6: Albert van Kooten: ,, Door goed te kijken, te voelen en zelf te ruiken aan de grond, kom je altijd wel tot kleine nieuwe inzichten waarmee je als boer verder kunt.’’