Toelichting op Engelse studie naar wilde bijen en neonicotinoïden
Gisteren publiceerden onderzoekers uit Groot-Brittannië een studie over neonicotinoïden en wilde bijen. Deze studie heeft tot de nodige publiciteit in de media geleid. De onderzoekers beschrijven een correlatie tussen het aantal wilde bijen en het gebruik van neonicotinoïden op koolzaad. Uit deze studie kan niet geconcludeerd worden dat neonicotinoïden de achteruitgang van wilde bijen veroorzaken.
Het onderzoek toont een correlatie en geen oorzakelijk verband. Dat A en B tegelijk optreden wil niet zeggen dat A wordt veroorzaakt door B. In een korte video van Risk Bites wordt dit verschil goed uitgelegd. Op basis van de door de onderzoekers beschreven correlatie kan dus niet worden geconcludeerd dat de gevonden afname van wilde bijen wordt veroorzaakt door neonicotinoïden in koolzaad in Groot-Brittannië.
In de Volkskrant van 17 augustus 2016 geven de onderzoekers zelf ook aan dat de studieopzet beperkt is en onderkennen ze dat er vele factoren zijn die van invloed kunnen zijn op populaties wilde bijen. Sinds de introductie van de neonicotinoïden in de jaren negentig is er nogal wat veranderd in het landschap. In het onderzoek is echter alleen gekeken naar neonicotinoïden. Andere mogelijke oorzaken, zoals het verdwijnen van landschapselementen als heggen, houtwallen, akkerranden, veranderingen in de teeltpraktijk, klimaatverandering of veranderingen in de bebouwde omgeving, zijn niet meegenomen.
Uiteraard is niet uit te sluiten dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen een effect heeft op wilde bijen. Net als bij andere landbouwpraktijken, als gewasrotatie, grondbewerking, zaaien, onkruidbestrijding, watergeven, bemesten, maaien en oogsten, kunnen tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden wilde bijen, hun nesten of hun voedselplanten worden beïnvloed. Bij de toelating van bestrijdingsmiddelen wordt streng getoetst op de mogelijke effecten van het middel op niet-doelwit organismen. Uitgangspunt is dat deze aanvaardbaar moeten zijn voor populaties niet-doelwit organismen op en rond de akker. Het gebruik is dan ook aan strikte regels gebonden. Dit geldt voor alle middelen die op de Nederlandse markt zijn toegelaten.
Het Engelse onderzoek gaat niet over populaties van wilde bijen in Nederland. Van de naar schatting 360 verschillende soorten in Nederland staan bepaalde soorten onder druk, terwijl het met andere soorten juist goed gaat. Dat zie je ook in Groot-Brittannië. Voor iedere soort zijn hier andere redenen voor. Geschikt leefgebied en voedselaanbod zijn hier het belangrijkste. Koolzaad waar de Engelse onderzoekers op focussen wordt in Nederland nauwelijks geteeld.