Producten

Herbicide Roundup® Evolution

AANBEVELINGEN

ROUNDUP EVOLUTION is een niet-selectief bladherbicide. Het middel wordt vnl. door de bladeren opgenomen en naar de ondergrondse delen getransporteerd. Het middel dient dus op bovenstaande onkruiden met voldoende blad toegepast te worden. Het werkt tegen éénjarige en overblijvende gras­achtigen en tweezaadlobbige onkruiden zoals: kweekgras, riet, fioringras, aardappelopslag,, klein hoefblad, akkerdistel, akkermunt, veenwortel, knolcyperus, kleefkruid, muur, varkensgras. Minder gevoelig zijn: paardenstaart, klaver en wikkesoorten en moerasandoorn. Mossen worden niet bestreden.

De onkruiden worden zowel in een jong als in een ouder stadium bestreden.

De werking is het beste als de onkruiden voldoende blad hebben ontwikkeld en niet zijn beschadigd door ziekten en plagen. De toepassing heeft het beste resultaat tijdens niet te warm, bewolkt weer met een hoge luchtvochtigheid.

Het middel dient niet te worden toegepast als er kans is op aanhoudende vorst of als er binnen 4 à 6 uur na de toepassing kans bestaat op regen.

Tijdens de toepassing van het middel dienen gewas en onkruid bij voorkeur droog te zijn. Het middel kan in zeer geringe hoeveelheden al schade doen aan te sparen gewassen; de toepassing dient daarom zeer zorgvuldig te geschieden. Gebruik in dit verband een middelmatige of grove druppelgrootte.

Watervolume

200 - 400 liter per ha is aan te bevelen (code 2M-4G). Lagere watervolumes kunnen worden gebruikt, als de spuitapparatuur hiervoor geschikt is.

Bereiding spuitvloeistof

De tank half vullen met water, de roerinrichting starten, de juiste hoeveelheid middel toevoegen, en al roerend de tank verder vullen.

VERDERE AANBEVELINGEN OVER ENKELE TOEPASSINGEN

*1. Tijdelijk onbeteeld land (exclusief akkerranden)

Stoppel, braakliggend bloembollenland en terreinen die bestemd zijn voor beplantingen, alsmede op de ploegvoor.

Grondbewerking:

  • bij bestrijding van vnl. éénjarigen: 1-2 dagen na toepassing;
  • bij bestrijding van vnl. overblijvende onkrui den: 1 week na toepassing.

    Zaaien en planten:

  • Na grondbewerking kan onmiddellijk worden gezaaid of geplant.

Opmerking:

Bij toevoeging van voor dit doel toegelaten hulpstoffen kan de dosering van ROUNDUP EVOLUTION verlaagd worden, doch een minimum is vereist;

  • tegen kweek: 3 l/ha
  • tegen overblijvende tweezaadlobbigen: 4 I/ha.

*2. Akkerranden

gedurende het gehele groeiseizoen.

Niet spuiten op sloottaluds en het gewas niet  raken.

*3. Voor opkomst van ui-achtigen, bieten, asperges, aardappelen, witlof en bloembol­ en bloemknolgewassen.

Tegen reeds bovenstaande onkruiden.

Niet later toepassen dan enkele dagen voor de opkomst van genoemde gewassen. De grond mag nog niet breken.

*4. Kort voor de oogst in afgerijpte graangewassen  en droog te oogsten erwten  en bonen

Toepassing:

  1. Granen:

    De behandeling uitvoeren wanneer het  graangewas geheel is afgerijpt;

    • het vlagblad geheel om de stengel geplooid;
    • graankorrel deegrijp en minder dan 30% vocht bevat;
    • het stro geheel geel is doch de knopen nog groen-geel zijn.

      Niet behandelen op graangewas bestemd als zaaizaad;

  2. Erwten en bonen (veldbonen en stambonen):
  • de behandeling uitvoeren op een afgerijpt gewas wanneer de zaden minder dan 30% vocht bevatten.

Opmerkingen:

  1. Het behandelde graanstro kan na afspoelen (bijv. een week in de regen) gebruikt worden voor alle doeleinden.
  2. Het behandelde erwten en bonenstro kan vervoederd worden.
  3. Grondbewerking, na verwijderen/hakselen van stro, kan onmiddellijk uitgevoerd  worden.
  4. Alle gewassen kunnen direct ingezaaid worden.

*5. In zetmeel- en consumptie-aardappelen na volledig afsterven van het loof

As het loof van de aardappelen is doodgespoten of van nature volledig afgestorven is. Om het middel voldoende gelegenheid te geven in te werken op de onkruiden, dient niet later dan 1 week vóór de oogst te worden gespoten.

*6. Doodspuiten van stuifdek rogge, gerst of gras

Rogge, gerst of gras, in het najaar gezaad op stuifgevoelige gronden in de bloembollenteelt of akkerbouw sterft na behandeling langzaam af, waardoor de bodembeschermende functie lang behouden blijft. Overwinterende onkruiden worden tegelijkertijd bestreden.

In de bloembollenteelt dient het dekgewas te worden doodgespoten ruim voor de opkomst van de bloembolgewassen.

In de akkerbouw kan vanaf één week na de bespuiting in de onbewerkte grond worden gezaaid.

*7. Doodspuiten van dekvruchten op erosiegevoelige grond

Dekvruchten gezaad op erosiegevoelige grond sterven na behandeling langzaam af, waardoor enerzijds de bodembeschermende functie langer behouden blijft en anderzijds inzaai van een nieuw gewas mogelijk wordt. Overwinterende onkruiden worden tegelijkertijd bestreden. Vanaf één week na de bespui ting kan in de onbewerkte grond worden gezaaid.

*8. Als groenbemester geteelde gewassen

Deze toepassing wordt uitgevoerd om bij ondiep onderwerken hergroei in het voorjaar te voorkomen.

circa 1 week voor de grondbewerking.

*9. Grasland

Ter bestrijding van kweekgras en andere ongewenste vegetaties bij grasland vernieuwing. Na maaien of beweiden, wachten met spuiten tot het kweekgras weer 10-15 cm lang is, of 4-6 bladeren heeft.

a. Doorzaaien (zonder grondbewerking).

Bij voorkeur half juli - half september

1 week na de bespuiting kan zonder grondbewerking met een speciale doorzaaimachine worden gezaaid. Om een goede aanslag van het jonge gras te verkrijgen, is het nodig om het bespoten gras af te maaien en te verwijde ren. Dit gras mag na 5 dagen afgegraasd of afgemaaid en als kuilvoeder, of als hooi ver voederd worden. Het uitrijden van runderdrijfmest kort voor het doorzaaien verbetert de opkomst van het nieuw ingezaaide gras: opletten voor de wetgeving dienaangaande.

b. Herinzaaien, inzaaien of planten van een ander gewas.

Herinzaai van grasland bij voorkeur uitvoeren half juli/september.

Na de toepassing 1 week wachten voor een grondbewerking wordt uitgevoerd.

Het afstervende plantenmateriaal moet goed door de grond worden gewerkt alvorens wordt gezaaid of geplant.

*10. Groot fruit

Toepassen op de zwartstrook vanaf 1 februari tot uiterlijk 1 juli onder bomen welke minimaal drie jaar vaststaan.

Menging met een bodemherbicide verdient bij de eerste toepassing in het voorjaar aanbeveling.

-    Bladeren, takken, onverhoute bast, alsook stoot- en snoeiwonden van de bomen niet met de spuitvloeistof raken. Na het snoeien acht dagen wachten met de toepassing om eerst de snoeiwonden te laten verdrogen;

-    Wortelopslag mag wel worden geraakt.

*11 2-jarige teelt van narcissen

Alleen toepassen als het loof volledig is afgestorven en alvorens nieuwe uitloop begint.

Het beste tijdstip ligt tussen half augustus en half september.

*12. In kerstbomen

Volvelds over het gewas toe te passen in tenminste 2 jaar oude aanplantingen van Picea abies (P. excelsa).

Toepassing:

In het najaar vanaf het moment dat het jonge schot van de kerstsparren geheel is verhout  (na 1 november).

*13. In  de  bosbouw  ter  bestrijding  van Amerikaanse Vogelkers (Prunus serotin )

Toepassing:

  • uitsluitend op één- à tweejarige loten die geen bessen dragen en niet hoger zijn dan 1,50 m.
  • goede bevochtiging van de bladeren is nodig, zonder afdruipen.
  • spuiten vanaf half augustus tot eind septem ber.

Bramen, bosbessen en houtopstand mogen niet worden geraakt, ook moet bevochtiging van de niet-verhoute delen van andere gewenste soorten worden voorkomen.

*14. Stobbenbehandeling

Verse zaagvlakken van afgezette bomen insmeren met de bokkepoot of bespuiten om uitlopen te voorkomen.

Ter markering kan een kleurstof toegevoegd worden.

Opmerking:

Bij het bespuiten van de stobben (werken met een dop) dient te worden voorkomen dat de omringende vegetatie wordt geraakt.

Stobben niet behandelen als ze voorkomen tussen niet-afgezette bomen van dezelfde soort, omdat door systemische werking via met elkaar vergroeide wortels schade kan optreden.

 *15 In akkerbouwgewassen, fruitgewassen, groenteteelt, kruidenteelt, sierteelt- gewassen, cultuurgraslanden en in openbaar groen

Pleksgewijze en/of selectieve bestrijding van eenjarige en overblijvende onkruiden inclusief aardappelopslag met behulp van speciaal voor dit doel ontwikkelde onkruidbestrijkers.

Ter bestrijding van boven het gewas uitste kend onkruid dient er minimaal een hoogteverschil van 10 cm tussen onkruid en gewas te zijn.

Ter bestrijding van individuele onkruidplanten en -haarden tussen het gewas of beplanting kan handapparatuur worden gebruikt.

Ter voorkoming van schade mag het cultuurgewas of de gewenste vegetatie beslist niet in aanraking komen met de spuitoplossing van ROUNDUP EVOLUTION .

Bestrijding van riet in cultuurgewassen wordt afgeraden in verband met kans op schade door guttatievocht.

Opmerking:

  • Alleen toepassen als het gewas en de onkruiden droog zijn.
  • Resterende spuitoplossing van ROUNDUP EVOLUTION dient men in de apparatuur te laten zitten of na verdere verdunning te gebruiken voor toegelaten bespuitingsdoeleinden.
  • Tijdens opslag en transport moet om de afgevende delen (touw, doek , borstel, spons) van de apparatuur een beschermkap of plastic zak zijn aangebracht zodat contact met de huid uitgesloten is.

*16. Pleksgewijze bestrijding van onkruiden in akkerbouwgewassen,     fruitgewassen, groenteteelt, kruidenteelt, sierteeltgewas sen, cultuurgraslanden en in openbaar  groen met behulp van handspuitapparatuur

Ter bestrijding van wortelonkruiden zoaIs aardappelopslag, distels, klein hoefblad, bentpollen, knolcyperus, kweekgras e.d. door middel van een pleksgewijze bespuiting van de onkruiden.

Om beschadiging van het gewas te voorkomen is het aanbevolen een afschermkap of andere nauwkeurige doseringsapparatuur te gebruiken.

Gewasplanten en/of plantsoenbeplantingen die geraakt worden, sterven af.

Met nauwkeurige correctie- c.q. selectie­ apparatuur (electronisch of met injectienaald­ systeem) worden hogere concentraties toegepast (tot 20% v/v).

*17. Pleksgewijze toepassing op verhardingen (permanent onbeteelde terreinen)

De toepassing dient te geschieden volgens de DOB methode.

Toe te passen op plaatsen waar plantengroei ongewenst is zoals fabrieksterreinen, opslagplaatsen, los- en laadplaatsen, boerenerven, rondom gebouwen, onder hekwerk, omheiningen, alsmede op bestratingen en trottoirs.

Na afsterven van het onkruid (3 - 6 weken) wordt aanbevolen te vegen om stof en orga­ nisch materiaal te verwijderen.

Niet toepassen op terreinen waar een afgestorven vegetatie brandgevaar oplevert.

Om nieuwe kieming van onkruiden te voorkomen, kan ROUNDUP EVOLUTION gemengd worden met een daartoe toegelaten bodemherbicide.

*18. Onder en rondom verkeersborden, bermpalen en andere wegbebakeningen, alsmede op de grensstrook met een breedte van max. 25 cm tussen wegen of paden en de daarlangs liggende bermen om de ingroei van de bermvegetatie tegen te gaan.

Toepassingstijdstip:

  • in het voorjaar (maart - april) in combinatie met een bodemherbicide.
  • in het najaar (september - oktober).

Hoe kan resistentie het beste vermeden worden  

Elke onkruidpopulatie kan planten bevatten die van nature uit meer tolerant of resistent zijn  tegen  bepaalde  herbiciden.  Dit  kan  leiden  tot  een  onvoldoende Icontrole wanneer die herbiciden gebruikt worden. Volgens de classificatie van het Herbicide Resistentie Actie Comité (HRAC) is glyfosaat een Groep G herbicide. Een strategie voor het vertragen van resistentie-ontwikkeling en het beheer van resistente onkruiden moet vastgesteld worden op basis van de locale noden en geïntegreerd onkruidbeheer.   

Dit bevat het goed gebruik van herbiciden, het integreren van middelen met verschillende werkingsmechanismen en/of het gebruik van andere teelt of mechanische technieken:

- Volg de etiketvoorschriften, meer bepaald om te verzekeren dat de toepassing     gebeurt in een correct onkruidstadium, onder geschikte klimaat omstandigheden en met de juiste dosis

- Optimaliseer het gebruik van verschillende technieken in uw onkruidbeheer die deel zijn van een normale teelt of landschapsbeheer programma- Minimaliseer het risico op onkruidverspreiding. Zorg ervoor dat het landbouw­ materiaal proper is wanneer van veld wordt gewisseld- Volg de goede spuitpraktijken voor een effectieve onkruidcontrole

* laat het spuittoestel periodisch nakijken (vb. door bepaalde instanties hiervoor verantwoordelijk)

* doseer en spuit accuraat, calibreer het spuittoestel en stem uw hoeveelheid spuitvloeistof af op de te behandelen oppervlakte

 * gebruik de juiste spuitdoppen voor een maximale dekking van de onkruiden en minimale drift

 * pas enkel toe onder geschikte weersomstandigheden

 * monitor de onkruidcontrole na behandeling en kijk uit naar potentiële onkruidcontroleproblemen

Verdere  informatie  is terug te vinden  op HRAC  (http:// www.hracglobal.com/), uw distributeur of uw locale Bayer verantwoordelijke.

 Onze producten worden eerst na langdurig onderzoek en/of  op grond van-  verworven ervaring in de handel gebracht. Zij voldoen aan door de overheid gestelde eisen. Toch blijven aan de toepassing van chemische middelen risico’s verbonden.

De volgende factoren kunnen daarbij een rol spelen:

weersomstandigheden, tijdstip en wijze van toepassing, toestand en stadium van  onkruiden, e.d. Aangezien deze factoren niet door de verkoper kunnen worden beïnvloed, kunnen wij, ondanks de goede kwaliteit van onze producten, geen goed resultaat garanderen noch aansprakelijkheid op ons nemen voor schade, die direct of indirect , uit het gebruik of de toepassing van onze producten mocht voortvloeien. Het spreekt vanzelf dat door een nauwkeurige naleving van bovenstaande voorschriften de risico's tot een minimum kunnen worden beperkt.Roundup Evolution is een niet-selectiebladherbicide  voor de bestrijding  va,n eenjarige en overblijvende grassen en tweezaadlobbigen. Roundup Evolution wordt door de bladeren opgenomen en naar de ondergrondse delen getransporteerd. Bij de bespuiting moet daarom een flink' ontwikkelde, groene onkruidbegroeiing aanwezig zijn.

Eerste hulp maatregelen                                                ,

Alhoewel het product niet ingedeeld is als gevaarlijk voor de gezondheid, kunnen vergiftigings- verschijnselen zich voordoen bij abnormaal gebruik of bij accidentele inname. Zo er symptomen zijn raadpleeg een arts en toon het etiket of de verpakking.:

Contact met de ogen: Onmiddellijk met veel water afspoelen. Contactlenzen verwijderen indien mogelijk.

 Contact met de huid: Verontreinigde kleding, polshorloge en juwelen uitdoen. Verontreinigde huid wassen met veel water. Kleding wassen en schoenen reinigen vooraleer opnieuw te gebruiken.

Inademing: In open lucht brengen.                                                        ,

Inslikken: 0nmiddellijk water aanbieden om te drinken. Een bewusteloos persoon nooit iets toedienen via de mond. NIET doen braken, tenzij voorgeschreven door medisch personeel.      ,

Advies voor artsen: Dit product is geen cholinesterase inhibitor.

 Tegengif: Behandeling met atropine en oximes is niet aangewezen